Ontvangen betalingen door chauffeur belast als resultaat; vergrijpboetes gematigd

Ontvangen betalingen door chauffeur belast als resultaat; vergrijpboetes gematigd

Gegevens

Nummer
2024/818
Publicatiedatum
7 mei 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2726
Rubriek
Arbeid, loon en resultaat
Relevante informatie
Art. 16 AWR, Art. 67e AWR

Belanghebbende ontvangt in de onderhavige jaren pensioen en een uitkering van het UWV. Sinds 2008 ontvangt belanghebbende een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Belanghebbende heeft in het verleden een dienstbetrekking gehad bij bv X. Hij was daar in dienst als chauffeur. De aandelen van bv X zijn eigendom van de heer A en diens partner mevrouw B. De inspecteur heeft een boekenonderzoek uitgevoerd bij bv X. De inspecteur heeft ontdekt dat vanaf de privérekening van A en B diverse bedragen zijn overgemaakt naar de bankrekening van belanghebbende. In de administraties zijn boekingen in verband met verkeersboetes aangetroffen waarbij de naam van belanghebbende staat vermeld. In 2018 heeft belanghebbende een betaling gedaan voor het verkrijgen van een tachograaf. Uit informatie van deze kaart volgt dat met die kaart in 2017 en 2019 ritten en werkzaamheden zijn geregistreerd op de vrachtauto’s van bv X. De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen navorderingsaanslagen IB/PVV aan belanghebbende opgelegd wegens een niet aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden. Voorts zijn vergrijpboetes opgelegd.

Ten eerste is in geschil of het hoorrecht is geschonden omdat het hoorgesprek vroegtijdig is afgebroken. Het gesprek is vroegtijdig beëindigd omdat de gemachtigde geen duidelijkheid wilde geven op de vraag of het gesprek werd opgenomen. De rechtbank acht het begrijpelijk dat het gesprek om die reden werd beëindigd, aangezien belanghebbende de voorschriften van de inspecteur over het opnemen van gesprekken niet heeft gevolgd en ook ter plekke geen duidelijkheid heeft gegeven over de vraag of het gesprek werd opgenomen. Echter, daarna dient de inspecteur een afweging te maken of een nieuw gesprek gepland moet worden. De wens tot het opnemen van een hoorgesprek is een omstandigheid die niet per definitie in de weg staat aan het voeren van een hoorgesprek. Nu over die belangenafweging niets valt vast te stellen, is het hoorrecht geschonden. De zaak wordt op verzoek van partijen niet teruggewezen. De rechtbank acht aannemelijk dat - gelet op de geconstateerde feiten en omstandigheden - belanghebbende tegen betaling werkzaamheden heeft verricht. De niet aangegeven bedragen zijn absoluut en relatief bezien omvangrijk. Ook wist belanghebbende dat hij aangifte deed naar te lage bedragen. De bewijslast dient te worden omgekeerd en de schatting is redelijk, aldus de rechtbank.

De rechtbank acht buiten redelijke twijfel dat belanghebbende opzettelijk onjuiste aangiftes heeft gedaan door het niet opgeven van voornoemde inkomsten. De boetes zijn passend en geboden, maar wordt nog wel verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

(Beroepen gegrond.)