Proceskostenvergoeding wegens bijwonen zitting ondanks eerder verzoek tot afzien ervan

Proceskostenvergoeding wegens bijwonen zitting ondanks eerder verzoek tot afzien ervan

Gegevens

Nummer
2024/852
Publicatiedatum
15 mei 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:3753
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 8:75 Awb

Nadat bezwaar is gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting, is de gemachtigde uitgenodigd voor een fysieke hoorzitting. Op de dag van de hoorzitting heeft de gemachtigde zich ziek gemeld. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde en op verzoek heeft tijdens dit telefonische onderhoud het hoorgesprek plaatsgevonden. Volgens de heffingsambtenaar bestaat recht op een kostenvergoeding voor de behandeling van het bezwaar. Daarbij heeft hij gesteld dat geen hoorzitting heeft plaatsgevonden en verklaart het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. Daarop heeft belanghebbende zijn beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht de heffingsambtenaar te veroordelen in zijn proceskosten. In geschil is de hoogte van de proceskostenvergoeding in beroep, waarbij het specifiek gaat om de vraag of een proceskostenvergoeding aan de orde is voor het bijwonen van de zitting door de gemachtigde. In beroep stelt gemachtigde dat hij de e-mail van de heffingsambtenaar pas kort voor de zitting, toen hij al op de rechtbank aanwezig was, heeft gelezen. De e-mail is te kort voor de zitting, en buiten de redelijke termijn van tien dagen ingediend, terwijl al eerder duidelijk was dat in de bezwaarfase een telefonische hoorzitting had plaatsgevonden. De rechtbank volgt dit niet. Nu de betreffende e-mail op de dag voorafgaand aan de zitting door de gemachtigde is ontvangen, had deze al tijdig voorafgaand aan de zitting kunnen weten dat de heffingsambtenaar volledig aan het verzoek tegemoet zou komen. Dat de gemachtigde voor de zitting de betreffende e-mail van de heffingsambtenaar niet heeft gelezen, komt voor zijn rekening en risico. In hoger beroep is in geschil of de rechtbank bij de vaststelling van de proceskostenvergoeding terecht geen procespunt heeft toegekend voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank. Het hof constateert dat belanghebbende is uitgenodigd voor de zitting en dat de rechtbank partijen in een brief heeft geadviseerd naar de zitting te komen. Nadien is geen andersluidend bericht gestuurd. Belanghebbende kan dan niet worden tegengeworpen dat zijn gemachtigde ter zitting is verschenen. Het e-mailbericht van de heffingsambtenaar vormt geen grond om een vergoeding van de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand ter zitting achterwege te laten. Het hof komt derhalve tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte geen proceskosten heeft toegekend. Het hof zal de proceskosten voor de behandeling van het bezwaar en het beroep opnieuw vaststellen, hetgeen leidt tot een te vergoeden bedrag van € 1.133. Ten slotte ziet het hof aanleiding de vergoeding voor de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van het geschil in hoger beroep te beperken tot één proceshandeling.

(Hoger beroep gegrond.)