Kennisgroepstandpunt kamerverhuurvrijstelling

Kennisgroepstandpunt kamerverhuurvrijstelling

Gegevens

Nummer
2024/1204
Publicatiedatum
10 juli 2024
Auteur
Redactie
Relevante informatie
KG:051:2024:11 Moment niet voldoen aan kamerverhuurvrijstelling, Art. 3.114 Wet IB2001

De Kennisgroep onroerende zaken heeft de vraag beantwoord vanaf welk moment niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de kamerverhuurvrijstelling.

Een belastingplichtige heeft een eigen woning. Vanaf 1 februari 2023 verhuurt de belastingplichtige in die woning voor langere tijd een kamer aan een student. De student laat zich op het adres van de woning in de basisregistratie personen inschrijven. Vanaf november 2023 overschrijden de totale huuropbrengsten het bedrag van de kamerverhuurvrijstelling van € 5.881.

Vraag

Vanaf welk moment voldoet de belastingplichtige niet aan de voorwaarden van de kamerverhuurvrijstelling? Vanaf aanvang van de verhuurperiode of vanaf het moment dat de huuropbrengsten het bedrag van de kamerverhuurvrijstelling overschrijden?

Antwoord

Vanaf aanvang van de verhuurperiode. Een van de voorwaarden voor de kamerverhuurvrijstelling is dat de totale huuropbrengsten niet meer bedragen dan € 5.881 per jaar (bedrag 2023). Doordat de totale huuropbrengst vanaf november 2023 meer bedraagt dan € 5.881, voldoet de belastingplichtige niet aan de voorwaarden van de kamerverhuurvrijstelling van artikel 3.114, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk dat de toepassing van de kamerverhuurvrijstelling op basis van de feitelijk in een kalenderjaar ontvangen inkomsten moet worden bepaald. Wanneer de op basis van het kasstelsel in een kalenderjaar ontvangen inkomsten hoger zijn dan € 5.881 (bedrag 2023) is de kamerverhuurvrijstelling voor dat jaar niet van toepassing.

De verhuurde kamer en het hiermee samenhangende deel van de schuld gaan daarom vanaf 1 februari 2023 over naar box 3. Op dat moment is ook sprake van een gedeeltelijke vervreemding van de eigen woning voor de bijleenregeling.

Wordt de kamer niet vanaf 1 februari 2023 verhuurd, maar bijvoorbeeld vanaf 1 oktober 2022? Dan kan de kamerverhuurvrijstelling in 2022 wel van toepassing zijn, mits de totale huuropbrengsten in 2022 niet meer bedragen dan € 5.711 (bedrag 2022). Per 1 januari 2023 gaan de verhuurde kamer en de daarmee samenhangende schuld dan alsnog over naar box 3. Op dat moment is ook sprake van een gedeeltelijke vervreemding van de eigen woning voor de bijleenregeling.