Uitleg door Hoge Raad van criterium ‘financiële verwevenheid’ voor fiscale eenheid is volgens A-G Ettema Unierechtelijk te streng

Uitleg door Hoge Raad van criterium ‘financiële verwevenheid’ voor fiscale eenheid is volgens A-G Ettema Unierechtelijk te streng

Gegevens

Nummer
2024/1373
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:796
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie

In deze zaak is de financiële verwevenheid voor de vorming van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting in geschil. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is bij aandelenvennootschappen sprake van financiële verwevenheid indien de meerderheid van de aandelen – waaronder de daaraan verbonden zeggenschap – (on)middellijk in dezelfde handen is. Nu de aandeelhouder van belanghebbende in de onderhavige zaak slechts beschikt over 50% van de aandelen en de daaraan verbonden juridische zeggenschap, hebben rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2021:2618) en hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:143) overeenkomstig dit criterium van de Hoge Raad geoordeeld dat in casu niet is voldaan aan het vereiste van financiële verwevenheid.

Op 1 december 2022 heeft het HvJ arrest gewezen in de zaak Norddeutsche Gesellschaft für Diakonie. Het HvJ oordeelt dat het begrip ‘nauwe financiële banden’ een unierechtelijk begrip is en dat het vereiste van een nauwe band niet aldus mag worden opgevat dat de vorming van een fiscale eenheid is beperkt tot entiteiten die zich in een verhouding van ondergeschiktheid bevinden. Hieruit volgt volgens het HvJ dat het vereiste van de meerderheid van het aandelenbelang niet mag worden gesteld naast het vereiste van een meerderheid van de stemrechten.

A-G Ettema concludeert op basis van dit arrest van het HvJ dat het huidige criterium voor financiële verwevenheid zoals geformuleerd door de Hoge Raad, te streng is. De A-G komt tot de slotsom dat buiten redelijke twijfel de conclusie kan worden getrokken dat sprake is van de vereiste financiële band tussen een (rechts)persoon die 50% van de aandelen in een andere entiteit in handen heeft en die andere entiteit, indien die (rechts)persoon in staat is zijn wil op te leggen aan de andere entiteit. In de onderwerpelijke zaak heeft dit tot gevolg dat belanghebbende voldoet aan het vereiste van financiële verwevenheid met haar aandeelhouder. Omdat voorts niet in geschil is dat sprake is van organisatorische en economische verwevenheid, vormen zij samen een fiscale eenheid voor de omzetbelasting.

A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging het beroep in cassatie gegrond te verklaren en de zaak af te doen.