Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond omdat rechter rechtsgeldig is benoemd

Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond omdat rechter rechtsgeldig is benoemd

Gegevens

Nummer
2024/1782
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7141
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie

Belanghebbende heeft een rechter gewraakt en stelt dat de gewraakte rechter onrechtmatig tot rechter is benoemd. De wrakingskamer oordeelt dat hij geldigheid van de benoeming tot rechter kan toetsen omdat onafhankelijkheid en onpartijdigheid nauw met elkaar verbonden zijn. Volgens belanghebbende is het niet mogelijk om tegelijkertijd raadsheer in de Hoge Raad en rechter-plaatsvervanger in een rechtbank te zijn. Belanghebbende stelt dat dit blijkt uit (inter)nationaal recht, maar noemt echter geen rechtsregel of bepaling waaruit dit volgt. De wrakingskamer gaat ervan uit dat de rechter rechtsgeldig is benoemd bij KB van 18 januari 2022. In het KB van 28 maart 2022 wordt de rechter per 1 juni 2022 eervol ontslagen wegens het bereiken van de 70-jarige leeftijd. Vervolgens wordt zij per dezelfde datum benoemd tot rechter-plaatsvervanger op grond van art. 3.3 lid 1 Tweede Verzamelspoedwet COVID-19. Belanghebbende stelt dat de rechter op 28 maart 2022 niet rechtsgeldig tot rechter-plaatsvervanger kon worden benoemd, omdat zij pas op 1 april 2022 in dienst van de rechtbank is getreden. Deze grief faalt volgens de wrakingskamer omdat indiensttreding iets anders is dan een benoeming. Op 28 maart 2022 was de bewuste rechter al benoemd en dus al rechter-plaatsvervanger in de zin van art. 1 aanhef sub en onder 3 Wet RO. Zij voldeed dus aan de voorwaarden van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19. Dat zij tot 1 juni 2022 ook raadsheer in de Hoge Raad is geweest, maakt het oordeel niet anders.

(Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.)