Onderzoek van bloed, speeksel, urine en ontlasting en advisering over de uitslagen hiervan valt niet onder de medische btw-vrijstelling

Onderzoek van bloed, speeksel, urine en ontlasting en advisering over de uitslagen hiervan valt niet onder de medische btw-vrijstelling

Gegevens

Nummer
2025/1214
Publicatiedatum
31 juli 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2025:5594
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie

Belanghebbende biedt preventieve medische controles aan, die beperkt blijven tot onderzoeken van bloed, speeksel, urine en ontlasting en de advisering over de uitslagen van die onderzoeken. Er worden allerlei bloed- en darmwaardes onderzocht door een extern laboratorium. De laboratoriumuitslagen worden geanalyseerd door medewerkers van een dochteronderneming van belanghebbende. Het betreft studenten geneeskunde. Zij beschikken ten behoeve van hun werkzaamheden over instructies en protocollen die zijn opgesteld door een aan belanghebbende verbonden arts, waarmee belanghebbende een overeenkomst tot opdracht heeft gesloten.

Belanghebbende heeft vooroverleg gevraagd aan de inspecteur, die het verzoek tot toepassing van de btw-vrijstelling heeft afgewezen. Hiertegen tekent belanghebbende bezwaar aan, dat de inspecteur, volgens rechtbank Noord-Holland, terecht niet-ontvankelijk verklaart. De afwijzing betreft geen belastingaanslag, noch een voor bezwaar vatbare beschikking.

Daarnaast heeft belanghebbende btw voldaan over haar dienstverlening in 2023 en bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. Dit bezwaar heeft de inspecteur ongegrond verklaard. Ook dit standpunt van de inspecteur wordt door de rechtbank gevolgd, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de vereiste opleidings- dan wel kwaliteitseisen wordt voldaan. De diensten van belanghebbende worden volgens de rechtbank namelijk niet op zodanige wijze verricht onder toezicht en verantwoordelijkheid van de arts, dat gezegd kan worden dat de diensten worden verricht door een (para)medisch beroepsbeoefenaar, die een op dit beroep gerichte opleiding heeft voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet BIG. Weliswaar is de arts verantwoordelijk voor de protocollen en instructies, maar de medewerkers maken aan de hand hiervan zelfstandig een analyse van de onderzoeksresultaten, zonder dat deze van tevoren met de arts is afgestemd. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de analyse van het onderzoeksresultaat en de gezondheidsadviezen door de medewerkers uit naam van belanghebbende aan de klanten wordt verstrekt en niet uit naam van een arts. De medewerkers van belanghebbende hebben (nog) geen opleiding voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet BIG, zoals vereist in art. 11 lid 1 onderdeel g ten eerste Wet OB 1968. Ook is niet gebleken dat het kwaliteitsniveau van de door de studenten verrichte handelingen gelijkwaardig is aan het kwaliteitsniveau van de diensten die worden verricht door een arts, een voorwaarde die in de jurisprudentie (HvJ 27 april 2006, C-443/04 en C-444/04, ECLI:EU:C:2006:257 (Solleveld en Van den Hout-van Eijnsbergen)) wordt gesteld op basis waarvan niet-BIG-beroepsbeoefenaren toch de medische vrijstelling kunnen toepassen.

(Beroepen ongegrond.)