Verkoop van ingekochte elektrische huishoudelijke apparaten valt niet onder de margeregeling, noch een vrijstelling

Verkoop van ingekochte elektrische huishoudelijke apparaten valt niet onder de margeregeling, noch een vrijstelling

Gegevens

Nummer
2025/1218
Publicatiedatum
31 juli 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2025:5593
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie

Belanghebbende koopt en verkoopt elektrische huishoudelijke apparaten (witgoed). Inkoop vindt plaats in Nederland en Duitsland. Op de facturen van de belangrijkste Duitse leverancier, X, staat dat geen btw verschuldigd is wegens een intracommunautaire levering. X verkoopt producten die door de kopers retour worden gezonden omdat ze niet voldoen aan de verwachtingen of schade hebben. Het bij X ingekochte witgoed wordt online verkocht aan particulieren in Nederland, dan wel incidenteel uit België als zijnde gebruikte goederen, met toepassing van de margeregeling (art. 28b Wet OB 1968). Desgevraagd heeft de Duitse belastingdienst aan de inspecteur laten weten dat X de goederen van een vijftal ondernemers met btw geleverd heeft gekregen, dat X ter zake voorbelasting in aftrek heeft gebracht en dat derhalve geen sprake is van margegoederen. Daarna is een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld, waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften OB over de jaren 2020 en 2021 is onderzocht. Hierin wordt onder meer de toepassing van de margeregeling gecorrigeerd. In geschil is of deze correctie terecht is aangebracht. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan die in art. 28b, d en e, Wet OB 1968 worden gesteld aan de leverancier, omdat op de facturen niet staat vermeld dat X de margeregeling toepast en ook bevestigd is door de Duitse fiscus dat X de margeregeling niet toepast. Ook is geen sprake van toepassing van art. 11 lid 1 onderdeel r Wet OB 1968, aangezien X de goederen niet heeft gebruikt voor vrijgestelde prestaties, maar ze heeft ingekocht met het doel ze te verkopen. Analoge toepassing van art. 28b lid 2 onderdeel b Wet OB 1968 omdat X een niet-aftrekgerechtigde ondernemer zou zijn, is niet aan de orde. De wetgever wilde de margeregeling alleen van toepassing laten zijn bij de verkrijging van goederen van specifiek omschreven niet-aftrekgerechtigde ondernemers. Er zijn in de wet, noch in de BTW-richtlijn aanknopingspunten voor het verruimen van dit wetsartikel teneinde X daaronder te laten vallen. Belanghebbende meent dat zij op basis van paragraaf 3.5.6 van het Besluit Margeregeling (het Besluit van 17 juli 2014, nr. BLKB2014/546M) niet wist en ook niet had moeten weten dat X de margeregeling niet had toegepast. Dit beroep op het vertrouwensbeginsel heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende geconcretiseerd. Het is aan de leverancier om te beslissen de margeregeling toe te passen. Uit de facturen van X blijkt niet dat hij hiervoor heeft gekozen en zonder ander onderzoek mocht belanghebbende er niet vanuit gaan dat X deze regeling wél heeft toegepast. Er is geen sprake van een pleitbaar standpunt, maar de verzuimboetes worden wel verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

(Beroep ongegrond.)