Maatstaf van heffing voor diensten door actieve holding aan dochterondernemingen

Maatstaf van heffing voor diensten door actieve holding aan dochterondernemingen

Gegevens

Nummer
2025/450
Publicatiedatum
12 maart 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie

Högkullen is de controlerende moedermaatschappij van een groep. De economische activiteit van de groep bestaat in het beheer van vastgoed door in totaal 19 directe en indirecte dochterondernemingen. De activiteiten van de dochterondernemingen zijn gedeeltelijk fiscaal vrijgesteld, zodat er niet altijd recht op volledige btw-aftrek voor de in een eerder stadium afgenomen diensten van de dochteronderneming bestaat .

De activiteiten van de holding zijn beperkt tot het onder bezwarende titel verrichten van prestaties binnen de groep ten behoeve van de door haar gecontroleerde dochterondernemingen. Hierbij gaat het om diensten op het gebied van bedrijfsbeheer, financiering, vastgoedbeheer, informatietechnologie en personeelsbeheer. Deze diensten zijn volledig onderworpen aan btw. Om deze diensten te kunnen verlenen, heeft Högkullen aanzienlijke uitgaven gedaan, waaronder ook langlopende investeringen. De uitgaven van de holding waren vele malen hoger dan de inkomsten uit haar activiteiten voor de dochterondernemingen.

De Zweeds belastingdienst is van mening dat de vergoeding die de holding voor haar in een later stadium verrichte prestaties in rekening heeft gebracht, onder de normale waarde ligt. Daarom heeft hij besloten tot herziening en verhoging van de maatstaf van heffing. De belastingdienst beschouwt de handelingen van de holding als één enkele prestatie. Voor deze prestatie bestaat er volgens verweerder geen vergelijkbare prijs op de vrije markt, zodat de normale waarde ten minste gelijk is aan de voor het verrichten van de dienst gedane uitgaven.

In de procedure die volgt stelt de Zweedse rechter prejudiciële vragen.

A-G Kokott concludeert dat in casu sprake is van op te splitsen prestaties, waarvoor vergelijkbare prijzen bestaan als bedoeld in art. 72 eerste alinea BTW-richtlijn.

Indien uitgegaan wordt van onsplitsbare prestaties concludeert zij (subsidiair) dat de normale waarde van de binnen een groep verrichte beheerdiensten krachtens art. 80 jo. art. 72 BTW-richtlijn niet kan worden vastgesteld door globaal alle uitgaven van een holding in een bepaald kalenderjaar bij elkaar op te tellen. Alleen de met btw belaste uitgaven dienen in aanmerking te worden genomen. Hierbij moet ermee rekening worden gehouden dat de uitgaven aan de betreffende prestaties in een later stadium moeten worden toegerekend. Daarom kunnen uitgaven voor investeringsgoederen slechts pro rata in het jaar waarin deze zijn gedaan, in aanmerking worden genomen.