Bij verkoop van auto aan dga is terecht uitgegaan van de factuurwaarde i.p.v. de hogere marktwaarde
Bij verkoop van auto aan dga is terecht uitgegaan van de factuurwaarde i.p.v. de hogere marktwaarde
Gegevens
- Nummer
- 2025/453
- Publicatiedatum
- 12 maart 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Omzetbelasting
- Relevante informatie
Belanghebbende, een bv, heeft een Tesla Model S 100D aan haar directeur-grootaandeelhouder (dga) verkocht voor € 2.668,05 (€ 2.205 plus € 463,05 omzetbelasting), terwijl de marktwaarde van de auto € 25.000 bedraagt. Belanghebbende heeft aangifte omzetbelasting gedaan naar het bedrag van € 2.205. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Belanghebbende stelt dat de factuurprijs de maatstaf is voor de omzetbelasting, terwijl de inspecteur uitgaat van de hogere marktwaarde.
De rechtbank stelt belanghebbende in het gelijk. De levering van de auto vindt onder bezwarende titel plaats. Tussen de levering van de auto en de tegenprestatie bestaat een rechtstreeks verband. Dit is een objectief criterium, waaraan het oogmerk van de verkoper of koper niets afdoet. Het uitgangspunt voor de maatstaf van heffing is dan de overeengekomen factuurprijs van € 2.205. De stelling van de inspecteur dat sprake is van misbruik van recht, verwerpt de rechtbank eveneens. De rechtbank past daarbij het toetsingskader van het arrest van de Hoge Raad van 10 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1230, , toe. Een belastingplichtige heeft het recht om zijn activiteit zodanig te structureren dat de omvang van zijn belastingschuld wordt beperkt. Misbruik van recht maakt dit anders. De rechtbank acht in dit geval de verklaring van belanghebbende dat de verkoop andere redenen had dan de besparing van omzetbelasting geloofwaardig. Ter zitting heeft belanghebbende toegelicht dat de verkoop van de auto aan haar dga was ingegeven door het feit dat het afschrijvingspotentieel van de auto was bereikt en dat de fiscale bijtelling een aanzienlijke last vormde voor de dga. Weliswaar is de verkoop vervolgens zodanig ingericht dat daarmee is beoogd om daar waar mogelijk omzetbelasting te besparen, maar dit is volgens de rechtbank op zichzelf onvoldoende om tot misbruik van recht te concluderen. Het wezenlijke doel van de verkoop van de auto was namelijk niet de besparing van omzetbelasting.
(Beroep gegrond.)