Voorbelasting aftrekbaar bij terbeschikkingstelling onzelfstandige werkruimte

Belanghebbenden hebben in 2018 een woning gekocht. X is directeur/enig aandeelhouder van A bv, die actief is op het gebied van fiscale dienstverlening. Belanghebbenden hebben met A bv een huurovereenkomst gesloten op grond waarvan ze een werkkamer in de woning tegen vergoeding ter beschikking stellen aan A bv. De huurovereenkomst bevat een bepaling over het medegebruik van de gemeenschappelijke buitenruimten, de gang en de daaraan gelegen toiletruimte. Vermeld is dat partijen een met omzetbelasting belaste verhuur zijn overeengekomen. In een aangifte omzetbelasting is 7,15% (naar rato vloeroppervlak) van de voorbelasting op de woning in aftrek gebracht, hetgeen de inspecteur heeft geweigerd. Volgens de rechtbank is de verhuur van de werkkamer een economische activiteit en hebben belanghebbenden recht op aftrek van voorbelasting. De inspecteur betoogt in hoger beroep dat de verhuur van een onzelfstandige werkruimte in een woning geen economische activiteit is en dat er geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Het hof oordeelt dat de verhuur van de werkkamer aan A bv wel degelijk een economische activiteit is, gebaseerd op het arrest (Gemeente Borsele) van de Hoge Raad van 4 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:783, NTFR 2013/2003). Het hof stelt vast dat belanghebbenden de werkkamer voor ten minste vijf jaar tegen vergoeding ter beschikking hebben gesteld en dat de overeengekomen huurprijs niet symbolisch is. Evenals de rechtbank komt het hof tot het oordeel dat de verhuur van de werkkamer aan A bv een economische activiteit inhoudt, namelijk de exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Het hof verwerpt het standpunt van de inspecteur dat de verhuur niet op een markt plaatsvindt en dat er geen concurrentie is, zoals vereist volgens het arrest Gemeente Borsele. Het hof volgt voorts het standpunt van belanghebbenden dat zij samen de werkkamer aan A bv ter beschikking stellen en dat zij daarbij zelfstandig optreden. Bovendien moeten belanghebbenden samen als ondernemer worden beschouwd. Volgens het hof bestaat er een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de kosten ter verwerving van de woning en het ter beschikking stellen van de werkkamer. Voor het ontstaan van het recht op aftrek volstaat dat belanghebbenden ten tijde van de levering van de woning het voornemen hadden de werkkamer te verhuren. Belanghebbenden zijn daarom gerechtigd ter zake van de woning aftrek van voorbelasting toe te passen voor zover het de werkkamer betreft, op voorwaarde dat de terbeschikkingstelling ervan een belaste handeling is. Het hof verwerpt ook het standpunt van de inspecteur dat de terbeschikkingstelling van de werkkamer vrijgestelde verhuur inhoudt en bevestigt dat de verhuur belast is.

(Hoger beroep ongegrond.)