‘Geen vertekening koopkracht door ozb-stijgingen’

‘Geen vertekening koopkracht door ozb-stijgingen’

Gegevens

Nummer
2025/753
Publicatiedatum
29 april 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Heffing lokale overheden

Het kabinet ‘begrijpt de zorgen die er zijn’ over de stijgende onroerendezaakbelasting (ozb) voor woningeigenaren. Maar de effecten op de koopkracht vallen mee, zo rekenen de verantwoordelijke ministers voor.

Minister Uitermark van Binnenlandse Zaken beantwoordde vorige week mede namens haar collega’s van Financiën Kamervragen over de ozb-stijgingen. De bewindsvrouw maakt duidelijk dat ze vanuit staatsrechtelijke overwegingen niets wil zeggen over een specifieke gemeente. ‘Het is aan de gemeenteraden hierin keuzes te maken, waarbij onder meer belastingdruk, voorzieningenniveau en andere zaken tegen elkaar worden afgewogen.’

Ozb-gemiddelde € 453

Aan de hand van de Atlas lokale lasten 2025 stelt de minister dat de gemiddelde ozb-stijging neerkomt op 6,9 procent ten opzichte van vorig jaar. ‘Het gemiddelde huishouden betaalt dit jaar € 453 aan ozb. Dat is € 31,49 meer dan in 2024.’

De fracties van D66 en ChristenUnie vroegen onder meer naar de aannames voor lokale lastenverzwaringen in de koopkrachtcijfers van de Miljoenennota. Uitermark antwoordt: ‘In koopkrachtramingen wordt niet expliciet rekening gehouden met de ontwikkeling van lokale lasten, waaronder de ozb. Wel wordt aangenomen dat alle uitgaven van huishoudens (waaronder lokale lasten) stijgen met de gemiddelde inflatie.’

Klein effect op koopkracht

Als de ozb-stijging de inflatie overtreft, gaan huishoudens er dus minder op vooruit dan in de koopkrachtramingen van het kabinet ‘Voor huishoudens met een eigen woning leidt een ozb-stijging die hoger is dan de gemiddelde inflatie tot een (beperkte) overschatting van hun koopkrachtontwikkeling. Indien de ozb-stijging lager is dan de gemiddelde inflatie, leidt dat tot (beperkte) onderschatting van de koopkrachtontwikkeling van huishoudens met een eigen woning.’

Het klopt dan ook, aldus de minister, dat de ramingsmethode kan leiden tot beperkte over- of onderschatting van de koopkrachtontwikkeling van huishoudens met een eigen woning. ‘Dit gaat echter om een zodanig klein effect, dat dit niet leidt tot een vertekening van het algehele koopkrachtbeeld.’ Voor een huishouden met een modaal inkomen drukt de hogere ozb-stijging de koopkracht bijvoorbeeld met 0,06 procent, waarvan de helft in de raming van het kabinet is verwerkt.

Dit artikel is eerder verschenen op gemeente.nu

Antwoorden op Kamervragen over de stijgende kosten voor huiseigenaren en bedrijven als gevolg van het ravijnjaar voor gemeenten, nr. 2025-0000225926, Ministerie van Binnenlandse Zaken, 23 april 2025