Kennisgroepstandpunt brutering bij inkoopoverschot beleggingsinstelling
Kennisgroepstandpunt brutering bij inkoopoverschot beleggingsinstelling
Gegevens
- Nummer
- 2025/818
- Publicatiedatum
- 14 mei 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Vennootschapsbelasting/Dividendbelasting
- Relevante informatie
De Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting heeft een vraag beantwoord over de brutering van de opbrengst zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, tweede zin juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet DB 1965 (inkoopoverschot beleggingsinstelling).
X BV is een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). X BV koopt doorlopend aandelen in en geeft doorlopend aandelen uit om de handel in haar aandelen te faciliteren. X BV heeft deze inkopen op grond van artikel 3, vierde lid, eerste zin, van de Wet DB 1965 als tijdelijke belegging aangemerkt. Aan het einde van het kalenderjaar zijn er meer aandelen ter tijdelijke belegging ingekocht dan geplaatst in het economische verkeer. Op grond van artikel 3, vierde lid, tweede zin, Wet DB 1965 wordt daarom een opbrengst in aanmerking genomen. Artikel 4d Wet DB 1965 biedt de mogelijkheid om inhouding van dividendbelasting achterwege te laten voor zover de opbrengst in mindering wordt gebracht op de agio- of herbeleggingsgreserve. X BV beschikt echter over onvoldoende agio- en herbeleggingsgreserves om deze inkoop op in mindering te brengen.
Vraag
Dient de opbrengst zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, tweede zin juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet DB 1965 te worden gebruteerd op grond van artikel 6, eerste lid Wet DB 1965?
Antwoord
Ja, de opbrengst zoals voortvloeit uit artikel 3, vierde lid juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet DB 1965 dient te worden gebruteerd op grond van artikel 6, eerste lid Wet DB 1965.