Beperking pkv in BPM-zaak, omdat belanghebbende geen inzicht aan Hoge Raad verschaft in bedrijfsmodel van no-cure-no-paybureau

Beperking pkv in BPM-zaak, omdat belanghebbende geen inzicht aan Hoge Raad verschaft in bedrijfsmodel van no-cure-no-paybureau

Gegevens

Nummer
2025/742
Publicatiedatum
25 april 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:670
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie

In onderhavige BPM-procedure heeft de Hoge Raad in zijn tussenarrest van 17 januari 2025, NTFR 2025/177, beslist dat de hofuitspraak niet in stand kan blijven. Voor de vergoeding van proceskosten voor de cassatieprocedure is in art. 19a Wet BPM bepaald dat een vermenigvuldigingsfactor van 0,10 moet worden toegepast. In zijn arrest van 17 januari 2025 heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat deze beperking van de proceskostenvergoeding (pkv) alleen geldt voor de zogenoemde no-cure-no-paybureaus waarvan het bedrijfsmodel voldoet aan drie kenmerken. Om die reden heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 17 januari 2025 belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat haar gemachtigde Bothof niet als een dergelijk bureau kan worden aangemerkt. Belanghebbende heeft in dat verband aangevoerd dat haar gemachtigde aan kenmerk 1 (optreden op basis van no cure, no pay) en kenmerk 2 (pkv wordt aan gemachtigde afgedragen) voldoet, maar niet aan kenmerk 3 (toegekende pkv overtreft verre de gemaakte kosten). Volgens belanghebbende bedragen de kosten van deze cassatieprocedure 20 uur x € 250, ofwel € 5.000, zodat een eventuele pkv deze kosten niet verre zal overtreffen. Volgens de Hoge Raad is belanghebbende niet in zijn bewijslast geslaagd. Bij de beoordeling van het bedrijfsmodel – naar het moment waarop het rechtsmiddel is aangewend – gaat het niet specifiek om de werkzaamheden in de onderhavige cassatieprocedure, maar meer in het algemeen om de wijze waarop de gemachtigde zijn inkomsten verwerft met het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand. Belanghebbende heeft daarover geen inzicht verschaft, zodat in dit eindarrest de proceskostenvergoeding voor de cassatieprocedure is vastgesteld op 0,10 x € 907 x 3 punten (cassatieberoepschrift, reactie op conclusie en schriftelijke inlichtingen) x 1,5 (gewicht), oftewel € 409.

Deze samenvatting ziet ook op HR 25 april 2025, 24/01331bis, ECLI:NL:HR:2025:671.

(Volgt gegrondverklaring.)