Kennisgroepstandpunt platformfictie

Kennisgroepstandpunt platformfictie

Gegevens

Nummer
2025/748
Publicatiedatum
28 april 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie

De Kennisgroep omzetbelasting heeft een vraag beantwoord over de toepassing van de platformfictie.

Een in Nederland gevestigde ondernemer exploiteert een webwinkel waarop hij kleding aanbiedt die in zendingen met een waarde van niet meer dan € 150 aan particuliere klanten in Nederland wordt verzonden.

De Nederlandse ondernemer werkt op basis van een zogenoemd dropshipping-model: online verkoop zonder eigen voorraad. In de veronderstelling dat de platformfictie van artikel 3c, eerste lid, Wet OB 1968 van toepassing is, gebruikt de platformexploitant de invoerregeling. Hierdoor wordt het product ingevoerd met vrijstelling van btw en zal de platformexploitant de aan de Nederlandse ondernemer in rekening gebrachte btw voldoen via de invoerregeling.

De Nederlandse ondernemer maakt gebruik van specifiek voor webwinkels ontwikkelde software om zijn webwinkel te voorzien van producten van de platformexploitant en bestellingen via de platformexploitant te plaatsen. De software automatiseert onder meer de stappen die leiden tot een afgeronde bestelling, zoals het opstellen van de bestellijst, het invullen van het afleveradres en het definitief doorzetten van de bestelling. Als de Nederlandse ondernemer de bestelling plaatst, wordt het bij de platformexploitant kenbaar dat dit via deze software gebeurt.

Vraag

Is de platformfictie van artikel 3c, eerste lid, Wet OB 1968 van toepassing op het faciliteren door de platformexploitant en heeft hij daarmee de invoerregeling terecht gebruikt?

Antwoord

Nee, de platformfictie van artikel 3c, eerste lid, Wet OB 1968 is niet van toepassing op het faciliteren door de platformexploitant. Er is geen sprake van een afstandsverkoop. De invoerregeling wordt ten onrechte gebruikt.