Kennisgroepstandpunt toerekening subsidie en vergoeding aan waardevermindering bedrijfsmiddel
Kennisgroepstandpunt toerekening subsidie en vergoeding aan waardevermindering bedrijfsmiddel
Gegevens
- Nummer
- 2025/909
- Publicatiedatum
- 2 juni 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Winst
- Relevante informatie
De Kennisgroep winstbepaling heeft standpunten ingenomen over de vraag of een ontvangen subsidie en een ontvangen vergoeding moet worden toegerekend aan de waardevermindering van het bedrijfsmiddel.
Een woningcorporatie ontvangt een vergoeding van de Minister van Binnenlandse in het kader van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen. De eigenaren van woningen bevinden zich in verschillende situaties, daarom is in de subsidieregeling een variatie aangebracht in de hoogte van het subsidiebedrag en met welk doel het moet worden gebruikt.
De woningcorporatie heeft in het specifieke geval een subsidie gekregen voor de volgende activiteiten: de kosten van verduurzaming, onderhoud en/of voor verbetering van een gebouw als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de subsidieregeling.
Aan deze subsidieverlening is (onder meer) de volgende verplichting gekoppeld:
“Voor de besteding van de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw geldt dat de activiteiten binnen 36 maanden moeten zijn uitgevoerd, gerekend vanaf het moment van geven van de beschikking tot subsidieverlening.”
De woningen in het aardbevingsgebied kunnen – los van de subsidieregeling – onder omstandigheden worden afgewaardeerd naar lagere bedrijfswaarde omdat er schade aan de woning is ontstaan. Verder is in KG:213:2022:1 het standpunt ingenomen dat, als tegenover de subsidie of schadevergoeding een verplichting staat, in voorkomende gevallen een passiefpost gevormd kan worden.
Vraag
Dient (een deel van) van de subsidie toegerekend te worden aan de waardevermindering van het bedrijfsmiddel?
Antwoord
Nee, (een deel van) de subsidie dient niet te worden toegerekend aan de waardevermindering van het bedrijfsmiddel omdat er onvoldoende verband aanwezig is tussen de subsidie en de waardevermindering.
Kennisgroepstandpunt toerekening vergoeding aan waardevermindering bedrijfsmiddel
Een woningcorporatie ontvangt een vergoeding van partij A voor een deel van haar woningen die in het aardbevingsgebied liggen. De betreffende woningen (hierna: de woningen) zijn aan te merken als ‘potentieel onveilig’ als gevolg van de aardbevingen. Dit betekent dat de woningen nog worden verhuurd, maar dat wanneer de betreffende woningen worden getroffen door een aardbeving van meer dan 4 op de schaal van Richter deze daadwerkelijk onveilig en vervolgens niet langer verhuurbaar zijn.
De vergoeding is verstrekt met als verplichting om de woningen te slopen en nieuw te bouwen. Overeenkomstig het kennisgroepstandpunt KG:213:2022:1 heeft de woningcorporatie deze verplichting nog niet in de winst opgenomen maar een passiefpost gevormd. De woningcorporatie houdt zich aan deze verplichting en sloopt de oude woningen en bouwt hier nieuwe woningen voor terug. Voorafgaand aan de beslissing tot sloop waardeert de woningcorporatie de woningen op de lagere bedrijfswaarde.
Vraag
Dient (een deel van) de ontvangen vergoeding van partij A toegerekend te worden aan de waardevermindering van het bedrijfsmiddel in geval van de contractuele verplichting tot sloop en nieuwbouw?
Antwoord
Nee, de vergoeding is ontvangen ter dekking van de sloop- en nieuwbouwkosten en wordt daaraan toegerekend. Een eventuele waardevermindering van de woningen wordt contractueel niet gecompenseerd door de ontvangen vergoeding.