Aflevering 48

Gepubliceerd op 26 november 2015

NTFR 2015/2991 - Autobelastingen, kan het niet wat simpeler en minder naïef?

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 geschreven door mr. H.A. Elbert
Voorafgaand aan een lezing over dit onderwerp krijg ik vaak de vraag of ik werkelijk een uur (of twee, drie enzovoorts) vol kan praten over de bijtelling of een ander onderdeel uit het autobelastingsegment. ‘Ik ben benieuwd of ik het red binnen die tijd’, is vaak mijn antwoord. Hoewel ik onmiddellijk toegeef dat ik breedsprakig ben, heeft dat er op zich niets mee te maken. Nee, het is het onderwerp zelf. Het heeft mij altijd verbaasd hoeveel er over dit onderwerp te vertellen valt. Hoe is het mogelijk dat het onderwerp autobelastingen zo ingewikkeld is, terwijl het in de ogen van velen zo simpel lijkt? Dat moet toch veel eenvoudiger kunnen, lijkt mij. Bovendien krijg ik vaak een indruk van te veel naïviteit op het ene wetgevingsvlak en te veel wantrouwen op het andere.

NTFR 2015/2992 - Honderd jaar fiscaal procesrecht

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 geschreven door prof. dr. A.J.H van Suilen
De cassatierechtspraak in belastingzaken bestaat honderd jaar. In deze periode heeft de Hoge Raad het belastingprocesrecht in belangrijke mate vorm gegeven. Zoals Meyjes in zijn handboek constateerde, vormen de procesregels zich voor een belangrijk deel uit de ontwikkeling van de rechtspraak.P. Meyjes, Fiscaal procesrecht, Kluwer Deventer 1964, voorwoord. In deze bijdrage zal ik aan deze ontwikkeling aandacht besteden. Daarbij maak ik onderscheid tussen de volgende drie periodes: i) 1915-1957, de pionierstijd; ii) 1957-1999, de gewone rechter doet zijn intrede; en iii) 1999-heden, de periode van rechtseenheid binnen het bestuursprocesrecht.

NTFR 2015/2993 - Tweede Kamer heeft het pakket Belastingplan 2016 aangenomen

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen ‘Belastingplan 2016’, ‘Overige fiscale maatregelen 2016’, ‘Wet tegemoetkomingen loondomein (WTL)’; ‘Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds’; ‘Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015’ en ‘Wet uitvoering Common Reporting Standard’ aangenomen.

NTFR 2015/2994 - Brief met overzicht moties en amendementen pakket Belastingplan 2016

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd met daarin zijn oordeel over de ingediende amendementen en moties. Verder gaat hij zoals toegezegd tijdens het debat op 17 november 2015 in op de koopkrachteffecten van het Belastingplan 2016 en de vierde nota van wijziging. Daarnaast geeft hij de gevolgen en de koopkrachteffecten weer ingeval het Belastingplan 2016 niet wordt aangenomen door het parlement.

NTFR 2015/2995 - Indexatielast overgedragen pensioenverplichting niet aftrekbaar ondanks verhaal op dga

ECLI:NL:HR:2015:3226, datum uitspraak 06-11-2015, publicatiedatum 06-11-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende heeft voor haar dga een pensioenregeling getroffen, waartoe een pensioenvoorziening op haar balans is gepassiveerd. Na de ingangsdatum wordt het pensioen jaarlijks geïndexeerd (de na-indexatie). Belanghebbende heeft de pensioenverplichting per 31 december 2005 overgedragen aan een niet-gevoegde dochtervennootschap. Bij het bepalen van de overnamevergoeding is rekening gehouden met de na-indexatie. Volgens Hof Den Haag (17 juli 2013, nr. 12/00368) kan op grond van art. 3.26, lid 1, Wet IB 2001 het aan de na-indexatie toe te rekenen deel van de overnamevergoeding niet ten laste van de winst worden gebracht. Het standpunt van belanghebbende dat toepassing van art. 3.26, lid 1, Wet IB 2001 niet op haar plaats is omdat de pensioengerechtigde tot ten minste het bedrag van de met de na-indexatie verband houdende lasten eigen bijdragen aan belanghebbende heeft voldaan, is door het hof verworpen. De Hoge Raad deelt de visie van het hof. De Hoge Raad merkt hierbij op dat het hof terecht ervan is uitgegaan dat art. 3.26 Wet IB 2001 ook van toepassing is in een geval als het onderhavige, waarin een pensioenverplichting tegen vergoeding wordt overgedragen aan een zogeheten pensioenvennootschap (zie HR 24 december 2010, nr. 09/03431, NTFR 2011/57).

NTFR 2015/3000 - Met ontslag verband houdende schadevergoeding vormt belast loon

ECLI:NL:HR:2015:3310, datum uitspraak 20-11-2015, publicatiedatum 20-11-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft een vaststellingsovereenkomst gesloten met zijn (voormalige) werkgever in het kader van de beëindiging van zijn dienstbetrekking. Daarin is bepaald dat de werkgever aan belanghebbende € 85.000 bruto betaalt als vergoeding voor immateriële schade. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (16 december 2014, nr. 13/01074, NTFR 2015/908) vormt dit bedrag loon uit dienstbetrekking. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit bedrag niet zozeer zijn grond in de dienstbetrekking vindt dat het niet als daaruit genoten moet worden aangemerkt. In navolging van A-G Niessen sluit de Hoge Raad zich aan bij de visie van het hof.

NTFR 2015/3001 - Transitieplan Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft een brief aan de Eerste Kamer gestuurd over het transitieplan Wet Deregulering arbeidsrelaties (Wet DBA). Het gaat bij het transitieplan om een soepele invoering van de werkwijze die bij de Wet DBA hoort voor het geven van zekerheid over de loonheffingen. Het transitieplan is opgesteld in overleg met externe partijen en bestaat uit verschillende fasen: voorlichting, voorbereiding en de implementatie. Deze laatste fase loopt van 1 april 2016 tot en met 1 januari 2017. Het is de bedoeling dat de nieuwe werkwijze vanaf 1 januari 2017 onverkort gaat gelden.

NTFR 2015/3002 - Brief Eerste Kamer over kabinetsreactie op IBO-ZZP en de uitvoering van een motie

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
De vaste commissie voor Financiën uit de Eerste Kamer heeft in een brief aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de verwachting uitgesproken dat het kabinet alsnog uitvoering geeft aan de motie-De Graaf c.s., waarin het kabinet wordt verzocht met een eigen opvatting te komen over de wijze waarop op de arbeidsmarkt evenwichtiger verhoudingen tussen werknemers en zelfstandigen tot stand kunnen komen, inclusief de beleidsmaatregelen die daarvoor zorg kunnen dragen. De motie vermeldt verder dat het kabinet, behoudens een aantal beperkte hervormingen, in zijn reactie niet verder komt dan een uitnodiging tot een breed maatschappelijk debat. De kabinetsreactie op het rapport IBO-ZZP ziet de vaste commissie niet als adequate uitvoering van de motie omdat de kabinetsreactie er eerder was dan de motie.

NTFR 2015/3003 - Geldlening aan eigen bv niet aannemelijk gemaakt, geen afwaardering ten laste van row

ECLI:NL:HR:2015:3341, datum uitspraak 20-11-2015, publicatiedatum 20-11-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
Belanghebbende heeft in 2009 een bedrag van € 122.115 ontvangen uit hoofde van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. Hij was in 2009 dga van een bv, waaraan hij een schuld had in rekening-courant. In 2009 heeft hij € 27.500, € 50.000, € 15.000 en € 29.500 gestort op de bankrekening van de bv. Belanghebbende stelt dat hij die bedragen heeft uitgeleend aan de bv. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2015/1905) heeft geoordeeld dat belanghebbende niet een bedrag van € 122.000 ten laste mag brengen van zijn belastbare inkomen als afwaardering van een geldlening waarop art. 3.92 Wet IB 2001 van toepassing is (resultaatsvordering). Belanghebbende heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een geldlening. Er is geen schriftelijke overeenkomst van geldlening overgelegd, noch enig ander bewijsstuk dat duidt op een lening. Veeleer lijkt er sprake te zijn van een aflossing van de rekening-courantschuld van belanghebbende aan zijn bv.

NTFR 2015/3004 - Actualisering beleidsbesluiten over pensioenen en stamrechten

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft enkele beleidsbesluiten over pensioenen en stamrechten samengevoegd en geactualiseerd. De actualisering ziet op de werkkostenregeling, het vervallen van de stamrechtvrijstelling, de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd en de Wet Witteveen 2015. In het besluit is een nieuwe goedkeuring opgenomen inzake het Sociaal Akkoord 2004 en een tijdelijke goedkeuring voor pensioenregelingen met recht op pensioen vanaf het begin van de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt.

NTFR 2015/3006 - Wettelijke waarderingsregels voor pensioenverplichtingen leiden tot winstneming bij overnemer

ECLI:NL:HR:2015:3082, datum uitspraak 16-10-2015, publicatiedatum 16-10-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
De moedervennootschap van belanghebbende heeft een pensioenregeling getroffen ten behoeve van haar directeur. Daarvoor is door haar een pensioenvoorziening gevormd die op haar balans is gepassiveerd. De pensioenverplichting is per 31 december 2005 door belanghebbende overgenomen tegen een overnamevergoeding van € 1.903.753 (de netto actuarieel berekende koopsom van € 1.883.753 vermeerderd met een kostenopslag van € 20.000. De nettokoopsom is berekend met toepassing van een rekenrente van 3,23% en met toepassing van de sterftetafel GBM/GBV 1995-2000, met leeftijdsterugstellingen van vijf jaar voor mannen en van zes jaar voor vrouwen). Belanghebbende heeft de pensioenverplichting per 31 december 2005 gewaardeerd op de overnamevergoeding. Volgens de inspecteur moet op grond van art. 3.29 Wet IB 2001 en art. 8, lid 6, Wet VPB 1969 de pensioenverplichting echter worden gewaardeerd met toepassing van een rekenrente van ten minste 4% en zonder leeftijdsterugstellingen. De Hoge Raad is het daarmee eens. De Hoge Raad zet uiteen dat het systeem van art. 3.29 Wet IB 2001 tot een inbreuk op het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel kan leiden, maar dat de wetgever dit onder ogen heeft gezien en aanvaard. Toepassing van art 3.29 Wet IB 2001 leidt er hier niet toe dat een lagere last in aanmerking wordt genomen, maar dat – onmiddellijk na de overname van de pensioenverplichting – een vrijval van een gedeelte van de overnamesom verplicht tot de winst wordt gerekend. Hoewel dit des te meer indruist tegen het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel, acht de Hoge Raad dit niettemin toelaatbaar. Een en ander geldt ook voor art. 8, lid 6, tweede volzin, Wet VPB 1969. Ook bij de invoering van die bepaling heeft de wetgever voorzien dat de bepaling kan leiden tot een voorziening die lager is dan deze zou zijn bij toepassing van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.

NTFR 2015/3007 - Moeder fiscale eenheid is gerechtigd tot teruggaaf vennootschapsbelasting

ECLI:NL:HR:2015:3190, datum uitspraak 30-10-2015, publicatiedatum 30-10-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van mr. F. van Horzen
B bv en A bv vormden vanaf 2001 een fiscale eenheid voor toepassing van de vennootschapsbelasting. B bv was de moeder van de fiscale eenheid. Over de jaren 2001 en 2002 behaalde de fiscale eenheid winsten. Over het jaar 2003 leed A bv een verlies. Op grond van dat verlies ontstond voor de fiscale eenheid een recht op teruggaaf vennootschapsbelasting. In juli 2005 werd aangenomen dat het te ontvangen bedrag € 94.519 zou zijn.

NTFR 2015/3008 - Minister: fiscale behandeling van aanvullend tier 1-kapitaalinstrumenten geen staatssteun

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
De minister van Financiën heeft antwoorden op Kamervragen over de contingent convertibles (coco’s) aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin schrijft hij dat het kabinet ervoor heeft gekozen de fiscale aftrekbaarheid voor banken en verzekeraars te continueren voor het gelijke speelveld ten opzichte van andere landen. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is uiteindelijk geoordeeld dat de maatregel niet is aan te merken als staatssteun.

NTFR 2015/3009 - Besloten technische briefing in Tweede Kamer over rulings (APA's ATR's)

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
De staatssecretaris organiseert desgevraagd een besloten technische briefing over rulings. Hierin zal bijvoorbeeld uitleg gegeven kunnen worden over het onderzoek van de Europese Commissie naar rulings, wat APA’s en ATR’s zijn en hoe deze tot stand komen. Op basis van de fiscale geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR kan er niet worden ingegaan op namen of dossiers van specifieke belastingplichtigen.

NTFR 2015/3010 - Ruling met Starbucks zou ook na BEPS zijn afgegeven

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
De staatssecretaris beantwoordt vragen over het besluit van de Europese Commissie (EC) dat de ruling die Nederland heeft gesloten met Starbucks staatssteun is. Dat besluit wordt volledig openbaar gemaakt als er duidelijkheid bestaat over vertrouwelijke gegevens die beschermd kunnen worden. De EC heeft Nederland daarom verzocht de EC in kennis te stellen van vertrouwelijke informatie die niet gepubliceerd kan worden. De staatssecretaris zet uiteen dat de zorg om hybride mismatches losstaat van de vraag of de aan Nederland toerekenbare winst juist is vastgesteld en of in dit geval een selectief voordeel is toegekend aan Starbucks. Dat is namelijk de enige vraag die bij de beoordeling van staatssteunaspecten bij Starbucks van belang is. In het kader van het BEPS-project zijn de richtlijnen rond de toepassing van het arm’s length-principe verduidelijkt en versterkt. Deze aanpassing kan worden gezien als een bevestiging van het Nederlandse beleid. De Belastingdienst zou ook met toepassing van de uitkomsten van de BEPS-actieplannen 8-10 eenzelfde ruling (APA) met Starbucks zijn overeengekomen, aldus de staatssecretaris.

NTFR 2015/3011 - Terechte naheffing accijns wegens het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten

ECLI:NL:HR:2015:3339, datum uitspraak 20-11-2015, publicatiedatum 20-11-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
Belanghebbende stelt zijn loods beschikbaar voor de opslag van goederen. In de loods wordt ingebroken en belanghebbende doet aangifte. De politie treft onveraccijnsde sigaretten aan en schakelt de FIOD in. De inspecteur heft bij belanghebbende na ter zake van de sigaretten waarover belanghebbende heeft verklaard. Belanghebbende verklaart dat hij eerst bij de derde zending heeft bemerkt dat het om sigaretten ging. De inspecteur houdt hiermee, na bezwaar, rekening. Hof Den Bosch 16 januari 2015, nr. 13/00816, NTFR 2015/1046, heeft geoordeeld op grond van verklaringen van belanghebbende tijdens het FIOD-onderzoek, welke verklaringen ter zitting worden bevestigd, dat belanghebbende feitelijk over de sigaretten kon beschikken en dat hij in ieder geval redelijkerwijs kon weten dat over de in geding zijnde sigaretten geen accijns in Nederland was betaald. Art. 2f Wet op de accijns is van toepassing: belanghebbende heeft accijnsgoederen voorhanden gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken.

NTFR 2015/3012 - Fysieke en psychische belemmeringen kunnen toepassing nadelige gevolgen schending wettelijke informatieplicht verhinderen

ECLI:NL:HR:2015:3273, datum uitspraak 13-11-2015, publicatiedatum 13-11-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Belanghebbende, geboren in 1918, had een rekening bij een bank in Zwitserland. In 2010 is zij getroffen door een herseninfarct, waarbij het spraakgebied is beschadigd. Zij is voorts dementerend. In 2012 heeft de inspecteur op de voet van art. 47 AWR vragen gesteld aan belanghebbende over de Zwitserse bankrekening en verzocht bescheiden over te leggen. Omdat hieraan niet is voldaan, heeft de inspecteur de onderhavige informatiebeschikkingen gegeven. Volgens Hof Den Haag (2 december 2014, nrs. 14/00185 t/m 14/00188, NTFR 2015/640) is dat terecht, omdat belanghebbende heeft nagelaten adequate maatregelen te treffen, zoals het aanstellen van een zaakwaarnemer. Die beslissing houdt in cassatie echter geen stand. De Hoge Raad stelt voorop dat uit de wetsgeschiedenis van art. 47 AWR volgt dat het niet voldoen aan verplichtingen uit dat artikel zonder nadelige gevolgen voor de belastingplichtige moet blijven indien het niet naleven van het wettelijk voorschrift hem niet kan worden aangerekend. De vraag of dit het geval is, hangt af van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de in art. 47 AWR voorziene medewerking die de inspecteur verlangt.

NTFR 2015/3014 - Afwijzing beroep op Unierechtelijk verdedigingsbeginsel door hof is niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2015:3295, datum uitspraak 13-11-2015, publicatiedatum 13-11-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van mr. M. Hendriks
Tot belanghebbende, een fiscale eenheid voor de omzetbelasting, behoort een bv die actief was in de bouw. De bv is op 11 april 2007 failliet verklaard. Volgens de inspecteur heeft de bv zwarte omzetten behaald. Daarom heeft de inspecteur met dagtekening van 12 november 2009 de onderhavige naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd. Hof Den Haag (26 september 2014, nr. BK-13/00123) heeft het beroep van belanghebbende op het zogenoemde verdedigingsbeginsel afgewezen. Voor het vooraf horen van belanghebbende was volgens het hof geen gelegenheid, omdat de naheffingstermijn dreigde te verstrijken alsmede vanwege het faillissement van de bv. Deze omstandigheden (alsook eventuele betrokkenheid bij omzetbelastingfraude) rechtvaardigen volgens de Hoge Raad echter niet zonder meer het op 12 november 2009 opleggen van de naheffingsaanslag over een periode van drie jaren zonder belanghebbende vooraf op de hoogte te stellen van het voornemen daartoe en haar in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Verder heeft het hof een door belanghebbende gedaan verzoek om een ‘schouw’ te doen plaatsvinden op basis van een ondeugdelijke motivering afgewezen.

NTFR 2015/3021 - Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk omdat behandelend rechter nog niet bekend is

ECLI:NL:RBGEL:2015:5760, datum uitspraak 01-09-2015, publicatiedatum 10-09-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van mr. J.M. Sitsen
Verzoeker heeft een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter van de belastingkamer van Rechtbank Arnhem. De wrakingskamer verklaart het verzoek niet-ontvankelijk omdat de zaak nog niet aan een rechter van de belastingkamer van Rechtbank Arnhem is toebedeeld en in het verzoek evenmin een behandelend rechter wordt genoemd. Er is dus geen sprake van op de persoon van de rechter(s) betrekking hebbende feiten of omstandigheden die een bezwaar opleveren tegen de behandeling van de zaak door die rechter(s) vanwege vooringenomenheid jegens verzoeker dan wel objectief gerechtvaardigde vrees daartoe.

NTFR 2015/3023 - Anbi-beschikking terecht met terugwerkende kracht ingetrokken

ECLI:NL:PHR:2015:2204, datum uitspraak 22-10-2015, publicatiedatum 06-11-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van dr. D. Molenaar
Een belastingplichtige heeft in december 2005 een stichting (belanghebbende) opgericht en daaraan zijn collectie van tien oldtimers in bruikleen gegeven. Het doel van de stichting is om met deze oldtimers een publiekelijk toegankelijk museum te maken, de collectie uit te breiden en te onderhouden, informatie en documentatie te verzamelen en kennis over oldtimers en bijbehorende zaken over te dragen. De collectie is inmiddels uitgebreid tot 49 oldtimers, maar het museum is slechts enkele uren per week en verder op afspraak open, terwijl het verzamelen van informatie en documentatie en het overdragen van kennis nog niet is gebeurd. Op 27 juli 2008 is de belastingplichtige overleden en hij heeft zijn nalatenschap van € 2,3 miljoen nagelaten aan de stichting, die per 1 januari 2008 officieel als anbi was aangemerkt en die daarvoor op 9 februari 2006 al een soortgelijke goedkeuring had gekregen van de inspecteur. Dus was er geen successierecht verschuldigd door de stichting.

NTFR 2015/3026 - Valutaverliezen moedervennootschap internationaal concern niet aftrekbaar op grond van unierecht

ECLI:NL:PHR:2015:2197, datum uitspraak 01-10-2015, publicatiedatum 30-10-2015
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende, moedermaatschappij van een fiscale eenheid, heeft in 2008 en 2009 haar deelnemingen gereorganiseerd. Daarvóór hield zij alle aandelen in een UK Ltd. Zij had daarnaast een hybride vordering (fiscaal informeel kapitaal) op die UK Ltd. (de Hybrid). De UK Ltd. hield deelnemingen in andere in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschappen (de UK-groep) en middellijk een deelneming in een in Nederland gevestigde subholding. Die subholding had drie vorderingen op de fiscale eenheid. Na de reorganisatie hield de eenheid het belang in de subholding rechtstreeks (niet meer via de UK-groep) en het belang in de UK Ltd. niet meer rechtstreeks, maar via een Luxemburgse vennootschap en een nieuwe Britse vennootschap. De Hybrid was na de reorganisatie in handen van een Cypriotische concernvennootschap. Belanghebbende heeft valutaverliezen ten laste van haar winst gebracht, geleden bij de reorganisatie van haar Britse (indirecte) deelnemingen. De inspecteur heeft aftrek geweigerd.

NTFR 2015/3027 - Nieuwe overeenkomst met Tsjechië over automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
Dit besluit bevat een bekendmaking van het in oktober 2015 tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Tsjechië gesloten Arrangement (administratieve regeling) inzake automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen en de uitvoering van gelijktijdige belastingcontroles. De regeling vervangt het Memorandum van Overeenstemming over wederzijdse bijstand uit 2006 (NTFR 2007/396). De nieuwe regeling voorziet in de automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen over onroerende zaken, royalty’s, inkomsten uit zelfstandige arbeid, salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, directeursbeloningen en andere soortgelijke betalingen, alsmede pensioenen (inclusief overheidspensioenen), lijfrenten, socialezekerheidsuitkeringen en andere soortgelijke beloningen. Verder bevat de regeling een bepaling voor gelijktijdige boekenonderzoeken en bepalingen over de frequentie en de wijze van uitwisseling van de inlichtingen. De regeling is op 14 oktober 2015 in werking getreden.

NTFR 2015/3028 - Aanpassingstermijn ATR's bij wetsvoorstel implementatie wijzigingen MD-richtlijn

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2015
Dit beleidsbesluit bevat een (beperkte) aanpassingstermijn bij door de Belastingdienst afgegeven Advance Tax Rulings (ATR’s) die anders door het wetsvoorstel ‘Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015’ per 1 januari 2016 hun geldigheid verliezen. Genoemd wetsvoorstel voorziet onder meer in een aanscherping van art. 17, lid 3, onderdeel b, Wet VPB 1969 en van art. 1, lid 7, Wet DB 1965. Als gevolg van deze aanpassingen is in bepaalde situaties van belang of een in het buitenland gevestigd lichaam dat een aanmerkelijk belang houdt in een in Nederland gevestigd lichaam of dat direct lid is van een coöperatie, beschikt over substance als bedoeld in onderdeel 8a van het ATR-besluit. Als dat niet zo is, verliest de ATR inzake de (niet-)toepassing van genoemde artikelen met ingang van 1 januari 2016 zijn geldigheid. Goedgekeurd wordt nu dat de ontbindende voorwaarde in de ATR inzake het direct vervallen hiervan bij een relevante wetswijziging, tot 1 april 2016 wordt opgeschort. Voorwaarde is dat belanghebbenden zich vóór 1 januari 2016 bij het APA/ATR-team melden en de intentie uitspreken vóór 1 april 2016 te voldoen aan de nieuwe substance-eisen en dat het APA/ATR-team vóór 1 april 2016 wordt geïnformeerd of is voldaan aan de nieuwe substance-eisen. Wordt dan nog niet voldaan aan de nieuwe eisen, dan vervalt de ATR. Dividenduitkeringen uit en vervreemdingen van het aanmerkelijk belang of voordelen uit het lidmaatschap in de coöperatie in de periode vanaf 1 januari 2016 waarin nog niet aan de nieuwe substance-eisen wordt voldaan, worden in de heffing betrokken.