Aflevering 50

Gepubliceerd op 10 december 2015

NTFR 2015/3117 - Roerige tijden voor multinationals versus windstilte voor het MKB?

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 geschreven door mr. dr. S.J. Mol-Verver
In de huidige roerige tijden is de focus voor wat betreft de winstbelasting sterk gericht op de fiscale behandeling van multinationals. Het finale OECD BEPS-rapportOECD (2015) BEPS 2015 final report verschenen 5 oktober 2015, NTFR 2015/42. en het Actieplan opgesteld door de Europese CommissieA Fair and efficient corporate tax system in the European Union, five key areas for action, 17 juni 2015 Com (2015), 302 final. vormen hierbij belangrijke veroorzakers. Aangestuurd door de media worden multinationals aangesproken op het leveren van hun ‘fair share’ aan de financiële middelen van de staat. Insteek van deze belangrijke ontwikkeling is vooral het voorkomen van een vorm van taxplanning die daarin resulteert dat een multinational per saldo nauwelijks winstbelasting betaald.

NTFR 2015/3121 - WEVAB moet worden bepaald naar tijdstip koopovereenkomst en niet naar tijdstip levering

ECLI:NL:HR:2015:3312, datum uitspraak 20-11-2015, publicatiedatum 20-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van drs. N.E. Vis
Belanghebbende, een tuinbouwondernemer, heeft op 10 juli 2004 percelen tuinbouwgrond verkocht. Vanwege bodemverontreiniging en een gemeentelijk voorkeursrecht heeft de levering van de grond eerst in 2008 plaatsgevonden. Ten aanzien van de bodemverontreiniging hebben partijen aanvullende overeenkomsten (in 2004 en 2008) gesloten. Daarbij is geen nieuwe koopprijs bepaald. In geschil is of voor de toepassing van de landbouwvrijstelling de WEVAB moet worden bepaald ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst (2004) of ten tijde van de levering (2008). Hof Den Haag (14 april 2015, nr. 14/00487, NTFR 2015/1614) concludeerde het eerste. De Hoge Raad is het daarmee eens. De Hoge Raad zet uiteen dat de WEVAB moet worden bepaald naar hetzelfde tijdstip als de waarde in het economische verkeer. Bij verkoop zal het daarbij in de regel gaan om het moment waarop de koopovereenkomst wordt gesloten. Dat het voordeel op grond van goed koopmansgebruik is verantwoord op een later tijdstip, doet daaraan niet af. Een andere uitleg zou het ongewenste gevolg hebben dat de omvang van het vrij te stellen voordeel afhankelijk wordt gesteld van keuzes die een belastingplichtige kan maken met betrekking tot het tijdstip waarop het voordeel tot uitdrukking wordt gebracht.

NTFR 2015/3122 - Belastingrechter dient te beoordelen of combinatie van tonnageregime en tijdelijke regeling willekeurige afschrijving ongeoorloofde staatssteun inhoudt

ECLI:NL:PHR:2015:2206, datum uitspraak 22-10-2015, publicatiedatum 06-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van drs. W.A. Romijn
Belanghebbende heeft in 2009 geïnvesteerd in acht zeeschepen, zeven keer als commandiet en één keer als maat. In 2009 zijn de kosten 2008 van de cv’s en de maatschap voor het aandeel van belanghebbende voor haar rekening gekomen, evenals algemene kosten ter zake van de schepen. Belanghebbende heeft voorts in 2009 op grond van de tijdelijke regeling willekeurige afschrijving (TWA) 50% op de schepen afgeschreven. Zij heeft de inspecteur verzocht haar winst uit zeescheepvaart vanaf 2 maart 2010 (eerste schip in de vaart) te mogen bepalen aan de hand van de tonnage van de schepen (art. 3.22 Wet IB 2001). De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen omdat hij meent dat belanghebbende al in 2009 winst uit zeescheepvaart genoot en haar verzoek dus te laat is gedaan.

NTFR 2015/3124 - Terugwerkende kracht verlenging eenmalige crisisheffing is volgens A-G Wattel strijdig met Europees eigendomsrecht

ECLI:NL:PHR:2015:2304, datum uitspraak 17-11-2015, publicatiedatum 27-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende houdt zich bezig met consultancy en markt- en opinieonderzoek. Zij heeft in 2013 aan twee van haar werknemers een loon van meer dan € 150.000 betaald, dat in beide gevallen deels bestaat uit een bonus op basis van begin 2012 afgesproken targets en deels uit regulier loon. Aan een van de twee medewerkers is in 2013 bovendien uitbetaald op basis van een (virtueel) aandelenplan. Op de loonaangifte maart 2014 heeft de belanghebbende € 41.302 aan crisisheffing afgedragen over in 2013 uitbetaald loon. Belanghebbende heeft hiertegen vergeefs beroep en hoger beroep aangetekend.

NTFR 2015/3126 - Boeterente als eigenwoningrente aftrekbaar

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015
In een beleidsbesluit heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat boeterente niet wordt gezien als kosten van geldlening, maar als rente van schulden. De aanleiding voor de goedkeuring is dat banken zogeheten rentemiddeling aanbieden, maar de goedkeuring geldt voor alle boeterente.

NTFR 2015/3127 - Geen anbi-status voor online donatiemodule goede doelen

ECLI:NL:PHR:2015:2256, datum uitspraak 28-10-2015, publicatiedatum 20-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende, de stichting, is in 2007 door de inspecteur (aanvankelijk) aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (anbi). De stichting heeft volgens haar statuten ten doel om zonder winstoogmerk via fondsenwervende (internet)concepten goede doelen te ondersteunen en een (geldelijke) bijdrage te leveren aan deze goede doelen, alsmede om internet(gebruikers) te voorzien van informatie die gratis opvraagbaar is. Haar doel tracht de stichting te verwezenlijken door het ontplooien van fondsenwervende (internet)concepten, waarbij donateurs geld overmaken naar goede doelen door tussenkomst – als intermediair – van de stichting. Van de bij de stichting aangesloten goede doelen is meer dan 90% aangemerkt als anbi.

NTFR 2015/3128 - Emissieopbrengst behoort tot beginvermogen van eerste boekjaar na ontvoeging

ECLI:NL:HR:2015:3369, datum uitspraak 27-11-2015, publicatiedatum 27-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van prof. dr. J.N. Bouwman
Belanghebbende is bij haar oprichting met haar moedermaatschappij A gevoegd in een fiscale eenheid (FE). Op 1 mei 2007 ging zij ter beurze. Dit geschiedde met de aandelen die A in haar hield en met nieuw uitgegeven aandelen. Alle aandelen zijn op 1 mei 2007 tegelijkertijd in de markt geplaatst en de nieuw uitgegeven aandelen zijn onmiddellijk volgestort. Belanghebbende heeft in 2007 rente betaald aan een verbonden lichaam. Hiervan heeft de inspecteur een groot deel gecorrigeerd op de voet van art. 10d Wet VPB 1969. In geschil is of deze correctie terecht is. Van belang daarbij is of de met de uitgifte van de nieuwe aandelen verkregen geldmiddelen behoren tot het beginvermogen van belanghebbende. De Hoge Raad beantwoordt die laatste vraag bevestigend.

NTFR 2015/3130 - Besluit bedrijfsopvolging Successiewet gewijzigd

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015
Het besluit bedrijfsopvolging in de SW 1956 is gewijzigd. In overleg met het landbouwbedrijfsleven is de berekening aangepast van de waardering going concern van landbouwondernemingen in de veehouderij of akkerbouw. In het besluit is een nieuw rekenmodel opgenomen op basis van genormeerde geldstromen met een gewijzigde berekeningsmethodiek. In de nieuwe rekenmodule kunnen langlopende schulden in aftrek worden gebracht. De goedkeuring en de rekenmodule zijn hierop aangepast. De nieuwe berekeningsmethodiek geldt voor verkrijgingen op of na 1 januari 2016. Voor verkrijgingen tot en met 31 december 2015 geldt de oude berekeningsmethodiek.

NTFR 2015/3133 - Multifunctioneel apparaat met evenbelangrijke fax-, print- en scanfunctie ingedeeld in GN 8517 21

ECLI:NL:HR:2015:3227, datum uitspraak 06-11-2015, publicatiedatum 06-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende heeft een multifunctioneel apparaat met een fax-, print- en scanfunctie in het vrije verkeer gebracht. In geschil is de tariefindeling. Volgens belanghebbende is post GN 8471 60 90 van toepassing, volgens de inspecteur post GN 8517 21 00. Hof Amsterdam (13 november 2014, nr. 99/90106, NTFR 2015/1386) concludeerde tot indeling in post GN 8517 21 . Volgens het hof is de faxfunctie even belangrijk als de printfunctie en de scanfunctie. De Hoge Raad sluit zich daarbij aan. Nu de door het hof aan de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN) gegeven uitleg directe steun vindt in de rechtspraak van het HvJ op dit gebied, ziet de Hoge Raad geen noodzaak tot het stellen van prejudiciële vragen.

NTFR 2015/3134 - Tariefindeling: aquarium ontleent zijn wezenlijk karakter aan de glazen bak

ECLI:NL:HR:2015:3316, datum uitspraak 20-11-2015, publicatiedatum 20-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende heeft aquaria met verlichting in het vrije verkeer gebracht. Volgens belanghebbende is post GN 9405 (verlichtingstoestellen; tarief 4,7%) van toepassing, volgens de inspecteur GN 7013 (glaswerk; tarief 11%). Hof Amsterdam (22 mei 2014, nr. 13/00270, NTFR 2014/1745) kwam tot indeling in GN 7013. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. De goederen ontlenen immers hun wezenlijke functie aan de glazen bak. De verlichting heeft geen zelfstandige functie maar een bijkomende, te weten het bevorderen van een optimale leefruimte voor vissen en waterplanten. Verder heeft de Hoge Raad vastgesteld dat op het aanslagbiljet 112 uitnodigingen tot betaling zijn vermeld. Als één uitnodiging tot betaling wordt verminderd tot nihil, heeft dat geen gevolgen voor de andere, op hetzelfde aanslagbiljet vermelde uitnodigingen tot betaling, aldus de Hoge Raad. In een dergelijk geval is het niet nodig dat de inspecteur opnieuw uitnodigingen tot betaling voor dezelfde schuld opmaakt.

NTFR 2015/3135 - Bij verzoek om terugbetaling douanerechten wegens onjuiste tariefindeling rust bewijslast op inspecteur

ECLI:NL:HR:2015:3178, datum uitspraak 30-10-2015, publicatiedatum 30-10-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende heeft aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van goederen die zijn omschreven als ‘harde tarwe, andere dan zaaigoed’. In de aangifte is uitgegaan van post GN 1001 10 00. Na monsterneming en onderzoek door het douanelaboratorium, heeft de inspecteur de conclusie getrokken dat het gaat om ‘bulgurtarwe’ dat onder post GN 1904 30 00 valt. De meer verschuldigde douanerechten zijn nagevorderd.

NTFR 2015/3136 - Hofuitspraak over toekennen bewijskracht aan oncontroleerbaar Amerikaans laboratoriumrapport is niet deugdelijk gemotiveerd

ECLI:NL:HR:2015:3467, datum uitspraak 04-12-2015, publicatiedatum 04-12-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende heeft aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor verse knoflookbollen. Op de aangifte is Pakistan als land van oorsprong vermeld. De douane heeft zich na onderzoek, onder meer door een Amerikaans laboratorium, op het standpunt gesteld dat de knoflookbollen afkomstig zijn uit China en heeft douanerechten geheven. Een effectieve controle van de onderzoeksresultaten van het Amerikaanse laboratorium door belanghebbende, een derde of de rechter is niet mogelijk (‘law enforcement sensitive information’). Het hof heeft de Amerikaanse onderzoeksresultaten als bewijsmiddel gebruikt. Na het stellen van prejudiciële vragen (HR 12 juli 2013, nr. 12/02876, NTFR 2013/1533) en beantwoording ervan door het HvJ (23 oktober 2014, zaak C-437/13) wijst de Hoge Raad thans ‘eindarrest’. De cassatierechter stelt voorop dat de rechter zijn oordeel ten nadele van een partij niet mag baseren op gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten. De desbetreffende partij moet de gelegenheid hebben gehad om effectief commentaar te leveren op een deskundigenrapport dat door de rechter wordt gebruikt. Om dat te kunnen doen behoeven partijen niet steeds de beschikking te hebben over alle (onderliggende) bescheiden en andere gegevens waarop het deskundigenrapport is gebaseerd. Een partij die een deskundigenrapport, bij gebreke van de onderliggende gegevens of bescheiden, onvoldoende inzichtelijk of controleerbaar acht, kan daarvan desgewenst blijk geven in haar commentaar, waarna de rechter beoordeelt of het deskundigenrapport aan de beslissing ten grondslag kan worden gelegd.

NTFR 2015/3137 - Hoog bestelautotarief particulieren is niet discriminatoir

ECLI:NL:HR:2015:3371, datum uitspraak 27-11-2015, publicatiedatum 27-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft een bestelauto, is geen ondernemer voor de omzetbelasting, maar vindt dat hij recht heeft op het verlaagde tarief van de motorrijtuigenbelasting (grijskentekenregeling). Rechtbank Noord-Holland (5 november 2014, nr. 14/2516, NTFR 2015/316) heeft geoordeeld dat geen sprake is van schending van het discriminatieverbod omdat particulieren en ondernemers geen gelijke gevallen zijn. Dat sinds de invoering in 2005 het ondernemersbegrip in de omzetbelasting veel ruimer wordt toegepast, zodat meer personen een onderneming drijven, doet daaraan niet af. Nog steeds bestaan voldoende feitelijke en juridische verschillen tussen particulieren en ondernemers op grond waarvan het gerechtvaardigd is om onderscheid te maken, aldus de rechtbank. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank.

NTFR 2015/3141 - Aanslag BIZ-bijdrage is rechtsgeldig opgelegd omdat op het opleggingstijdstip sprake was van een verbindende verordening

ECLI:NL:HR:2015:3222, datum uitspraak 06-11-2015, publicatiedatum 06-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Aan belanghebbende is, als gebruiker van een winkelpand, op 31 mei 2012 door de gemeente Den Haag een aanslag BIZ-bijdrage opgelegd. De betreffende verordening is vastgesteld op 6 oktober 2011, bekendgemaakt op 19 oktober 2011 en in werking getreden op 1 januari 2012. Eerst op 26 april 2012 is bij notariële akte een in art. 2 van de verordening aangewezen vereniging met volledige rechtsbevoegdheid opgericht als bedoeld in art. 7, lid 2, Experimentenwet BI-zones. In geschil is of, gelet hierop, de aanslag rechtsgeldig kon worden opgelegd. De Hoge Raad beantwoordt die vraag bevestigend. Voor de vraag of de aanslag in zoverre rechtsgeldig is opgelegd dat hij berust op een verbindende verordening, is namelijk beslissend of de verordening verbindend was op het tijdstip waarop de aanslag werd opgelegd. De aanslag is opgelegd met dagtekening van 31 mei 2012. Vanaf 26 april 2012 was sprake van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid waarmee de gemeente een overeenkomst in de zin van art. 7, lid 3, Experimentenwet heeft gesloten, een overeenkomst die door de vereniging is bekrachtigd. Daarmee is aan art. 2 en 12 van de verordening voldaan.

NTFR 2015/3146 - Hoge Raad verwijst douanezaak voor onderzoek of Unierechtelijk verdedigingsbeginsel is geschonden

ECLI:NL:HR:2015:3174, datum uitspraak 30-10-2015, publicatiedatum 30-10-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Belanghebbende en de inspecteur strijden over de tariefindeling van bepaalde door belanghebbende in het vrije verkeer gebrachte goederen. Belanghebbende gaat uit van ‘harde tarwe’. De inspecteur gaat, na een controle, uit van ‘bulgurtarwe’. Bij brief van 26 februari 2007 van de inspecteur is aan belanghebbende het definitieve controlerapport toezonden. Op 8 maart 2007 heeft de inspecteur de utb’s aan belanghebbende uitgereikt. Hof Amsterdam (28 februari 2013, nr. 11/00640, NTFR 2013/786) heeft geoordeeld dat de rechten van verdediging van belanghebbende niet zijn geschonden in de fase voorafgaand aan de vaststelling en de uitreiking van de onderhavige utb’s. Dit oordeel houdt in cassatie echter geen stand. De Hoge Raad schetst eerst het kader dat door hem in eerdere jurisprudentie is verwoord inzake het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel. Vervolgens oordeelt de cassatierechter dat de inspecteur belanghebbende niet volgens dat kader heeft ingelicht over zijn voornemen tot het uitreiken van de utb’s, noch belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld om voorafgaande aan het vaststellen van de utb’s haar zienswijze te geven op de elementen waarop de utb’s zijn gestoeld. Verder oordeelt de Hoge Raad dat een voorwaardelijk bewijsaanbod van belanghebbende niet ten onrechte is gepasseerd door het hof en dat bewijslevering van kenmerken en eigenschappen van ingevoerde goederen op basis van uitsluitend bescheiden is toegestaan.

NTFR 2015/3147 - In hoger beroep pas ter zitting herhaalde stelling moet door hof worden behandeld

ECLI:NL:HR:2015:3311, datum uitspraak 20-11-2015, publicatiedatum 20-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Van belanghebbende zijn bouwleges geheven voor het oprichten van varkensstallen. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De primaire stelling van belanghebbende was dat de verordening onverbindend moet worden verklaard vanwege overschrijding van de opbrengstlimiet. Subsidiair betoogde belanghebbende dat de legesnota moet worden verminderd omdat een lager bedrag aan bouwkosten in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank heeft de legesnota vernietigd op grond van de primaire stelling. De subsidiaire stelling kon onbesproken worden gelaten. De heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld. Anders dan de rechtbank acht het hof de opbrengstlimiet niet overschreden. Was het hof vervolgens gehouden de stelling inzake de bouwkosten te behandelen? Het in hoger beroep door belanghebbende ingediende verweerschrift vermeldt niet deze bij de rechtbank subsidiair ingenomen stelling. Belanghebbende heeft pas bij pleidooi deze stelling herhaald. Het hof heeft op grond van de goede procesorde geweigerd deze stelling te behandelen. Volgens de Hoge Raad ten onrechte. Dat belanghebbende de stelling niet in zijn verweerschrift had opgenomen, betekent niet dat hij de stelling heeft prijsgegeven of dat hij deze niet alsnog in pleidooi kan herhalen. Verwijzing moet volgen.

NTFR 2015/3148 - Hof heeft 'Richtlijn van gerechtshoven inzake proceskostenvergoeding bij WOZ-taxaties' niet geschonden

ECLI:NL:HR:2015:3370, datum uitspraak 27-11-2015, publicatiedatum 27-11-2015
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Het hoger beroep van belanghebbende inzake een WOZ-waarde is gegrond verklaard. Het hof heeft voor de berekening van de proceskostenvergoeding het gewicht van de zaak gesteld op 0,5 (licht). Belanghebbende beroept zich op de ‘Richtlijn van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties’. Uit die richtlijn volgt dat het gewicht van de zaak ‘gemiddeld’ (factor 1) is als de zaak materieel is behandeld, aldus belanghebbende. De Hoge Raad stelt voorop dat de rechter op grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging is gebonden aan de richtlijn. Van schending van de richtlijn is in dit geval echter geen sprake, omdat deze richtlijn betrekking heeft op de vergoeding van kosten van een taxatieverslag in procedures over WOZ-beschikkingen. Voor het geval in dergelijke procedures uitsluitend nog de proceskosten in geschil zijn, bepaalt de richtlijn dat als wegingsfactor 0,5 kan worden aangehouden. Dit sluit volgens de Hoge Raad niet uit dat ook in andere zaken de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak op 0,5 (licht) wordt vastgesteld. Verder oordeelt de Hoge Raad dat de beoordelende instantie zelfstandig moet beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt. De bepaling van het gewicht van de zaak, is in cassatie slechts beperkt toetsbaar.

NTFR 2015/3153 - Aanpassing universele Nederlandse uitvoeringsvoorschriften 2015 inzake belastingverdragen

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015
Deze regeling bevat de universele Nederlandse uitvoeringsvoorschriften voor belastingverdragen. Het betreft een actualisatie van de regeling van 13 januari 2015, nr. DGB2015/70M (NTFR 2015/740). De regeling geldt voor alle belastingverdragen, met uitzondering van het belastingverdrag met de VS, en voor de Belastingregeling Nederland Curaçao. In de regeling wordt aangegeven op welke wijze inwoners van andere verdragslanden de in het verdrag neergelegde gehele of gedeeltelijke vermindering van Nederlandse dividendbelasting kunnen realiseren, en welke formaliteiten hiervoor moeten worden verricht. De actualisering betreft met name de toevoeging van de Belastingregeling Nederland Curaçao. Hiervoor is onder meer bepaald dat de beoordeling van verzoeken om toepassing van de inhoudingsvrijstelling en de teruggaafprocedure bij deelnemingsdividenden bij het APA/ATR-team van de Belastingdienst GO (kantoor Rotterdam) zal plaatsvinden. Indien de in de Belastingregeling opgenomen tijdelijke overgangsregeling voor deelnemingsdividenden van toepassing is, blijven de Uitvoeringsvoorschriften art. 11 BRK (Curaçao en Sint Maarten) van 28 februari 2011 van toepassing.

NTFR 2015/3154 - EC verzoekt Spanje te stoppen met discriminerende fiscale behandeling van non-profitorganisaties

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 geschreven door mr. dr. J.J.A.M. Korving
De Europese Commissie heeft Spanje verzocht om wijziging van de belastingvoorschriften voor bepaalde inkomsten van buitenlandse non-profitorganisaties en van bepaalde donaties aan die organisaties. Momenteel komen Spaanse non-profitorganisaties in aanmerking voor bepaalde belastingvrijstellingen. Belastingplichtigen die financieel bijdragen aan deze organisaties hebben ook recht op allerlei belastingvoordelen ten aanzien van hun donaties. Die voordelen gelden echter niet voor buitenlandse non-profitorganisaties die vergelijkbare inkomsten uit Spanje ontvangen, maar die zijn gevestigd in een andere lidstaat van de EU of de Europese Economische Ruimte en geen bijkantoor in Spanje hebben. Deze organisaties kunnen geen beroep doen op deze belastingvrijstellingen en hun donateurs in Spanje kunnen niet profiteren van zulke belastingvoordelen. De Commissie is van oordeel dat dit discriminerend is en een beperking vormt van het vrije verkeer van kapitaal, zoals uitgelegd door het HvJ (arresten Centro di Musicologia Walter Stauffer, 14 september 2006, zaak C-386/04, NTFR 2006/1487 en Persche, 27 januari 2009, zaak C-318/07, NTFR 2009/366). Een Spanjaard die een financiële donatie aan een non-profitorganisatie in een andere lidstaat overmaakt, moet hetzelfde bedrag van zijn belastinggrondslag kunnen aftrekken als wanneer hetzelfde bedrag aan een Spaanse organisatie was overgemaakt. Een buitenlandse organisatie die inkomsten (bijvoorbeeld huur) uit Spanje ontvangt, moet dezelfde belastingvrijstelling over die inkomsten krijgen als een Spaanse organisatie. De Commissie heeft Spanje dan ook verzocht zijn voorschriften aan de EU-wetgeving aan te passen. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies. Als er binnen twee maanden geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie Spanje voor het HvJ dagen.

NTFR 2015/3155 - EC verzoekt Nederland om aanpassing van het Nederlands-Japanse belastingverdrag

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2015 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
De Europese Commissie heeft Nederland verzocht om wijziging van de ‘beperking van voordelen’-bepaling in het Verdrag tussen Nederland en Japan tot het vermijden van dubbele belasting, dat in werking is getreden op 1 januari 2012. Op basis van eerdere zaken, zoals C-055/00 Gottardo en C-466/98 Open Skies is de Commissie van mening dat een lidstaat die een verdrag met een derde land sluit, geen betere behandeling mag bedingen voor ondernemingen van aandeelhouders die op zijn grondgebied zijn gevestigd dan voor soortgelijke ondernemingen van aandeelhouders die elders in de EU/EER zijn gevestigd. Ook mag een lidstaat geen betere voorwaarden bedingen voor ondernemingen die bij de eigen effectenbeurs zijn genoteerd dan voor ondernemingen die bij een effectenbeurs elders in de EU/EER zijn genoteerd. Volgens de huidige formulering van de ‘beperking van voordelen’-bepaling komen sommige entiteiten echter niet in aanmerking voor de voordelen van het verdrag. Dit betekent dat zij hogere bronbelastingen op dividenden, rente en royalty’s afkomstig uit Japan moeten betalen dan vergelijkbare ondernemingen met Nederlandse aandeelhouders of waarvan de aandelen zijn genoteerd aan en worden verhandeld op ‘erkende effectenbeurzen’, waaronder bepaalde effectenbeurzen in de EU en zelfs in derde landen. De Commissie doet haar verzoek in de vorm van een met redenen omkleed advies. Als er binnen twee maanden geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie Nederland voor het HvJ dagen.