Aflevering 28

Gepubliceerd op 14 juli 2016

NTFR 2016/1778 - Lokale heffingen in veelvoud?

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016 geschreven door prof. dr. P. Kavelaars
Afgelopen jaar heeft het kabinet in het zogenoemde achtpuntenplan voor een herziening van het belastingstelsel gepleit voor het versterken van de lokale heffingen. De lokale heffingen zouden in de toekomst een vijfvoud moeten opbrengen van hetgeen door de gemeenten momenteel aan belasting wordt geheven.Brief van 19 juni 2015, nr. AFP2015/512, V-N 2015/29.3. Niet dat de gemeenten daar financieel wijzer van worden, want de bedoeling is eveneens dat zij met hetzelfde bedrag worden gekort op de bijdragen uit het Gemeentefonds. In beginsel dus niet erg interessant, zij het dat een belangrijk verschil is dat de gemeenten op de uitkeringen uit het Gemeentefonds de facto geen invloed hebben, terwijl dat uiteraard wel het geval is indien zij meer eigen belastingen kunnen heffen. Wel kan – en wat mij betreft moet – daarbij aan de heffingen een maximering zitten. Voor de rijksoverheid betekent het dat er minder geld naar het Gemeentefonds gaat en dat daarmee de rijksbelastingen kunnen worden teruggedrongen. Ook daar dus een budgettair neutrale operatie. Dit terugsluizen via een belastingverlaging is uiteraard ook noodzakelijk om de zwaardere lokale belastingen te kunnen compenseren.

NTFR 2016/1779 - Brief over stand van zaken rondom anbi's en sbbi's

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
De staatssecretaris van Financiën heeft de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer (commissie) ingelicht over de stand van zaken rondom anbi’s en sbb’s. De commissie heeft daarom gevraagd in verband met een nog te voeren algemeen overleg. De staatssecretaris legt uit dat hij de gevraagde informatie nog niet kan geven en vraagt om uitstel van het algemeen overleg. De reden hiervoor is de gestarte evaluatie van de giftenaftrek, aspecten van de Geefwet, uitvoeringsaspecten van de giftenaftrek en de praktijk rondom anbi’s en sbb’s. Hij stelt voor om het algemeen overleg te koppelen aan de behandeling van deze evaluatie in de Tweede Kamer. Deze evaluatie zal in december 2016 worden afgerond en in januari 2017 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

NTFR 2016/1782 - Woongedeelte van pand vormt geen verplicht privévermogen

ECLI:NL:HR:2016:1422, datum uitspraak 08-07-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
In 1990 hebben belanghebbende en zijn echtgenote een pand gekocht voor € 108.907. Zij hebben het woongedeelte met ingang van 1 april 1991 verhuurd aan derden. Het gehele pand is vanaf de aankoop als ondernemingsvermogen aangemerkt. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben hun onderneming in 2008 gestaakt. Zij hebben in hun aangiften voor dat jaar geen stakingswinst aangegeven ter zake van de overbrenging van het woongedeelte naar hun privévermogen. De inspecteur stelt dat belanghebbende en zijn echtgenote een boekwinst hebben genoten ter zake van de overbrenging van het woongedeelte naar hun privévermogen, van ieder € 137.285. Nadat de Hoge Raad had aangegeven hoe de bewijslast verdeeld moet worden, heeft Hof Amsterdam 20 oktober 2015, nr. 15/00096, NTFR 2016/1009, geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het woongedeelte bij de verkrijging ervan verplicht tot het privévermogen had moeten worden gerekend. De stelling van belanghebbende dat hij het pand ter belegging heeft aangekocht, heeft het hof onvoldoende geacht. Het hof heeft van belang geacht dat belanghebbende ten tijde van de aankoop zijn onderneming reeds dreef in het bedrijfsgedeelte van het pand, dat hij dit tot aan het moment van staking is blijven doen en dat belanghebbende het gehele pand moest kopen omdat het juridisch niet gesplitst was in een boven- en een benedendeel. Belanghebbende heeft in het jaar van de verkrijging van het pand (ook) het woongedeelte in redelijkheid kunnen etiketteren als ondernemingsvermogen. Aangezien de aldus gemaakte keuze inmiddels onherroepelijke gevolgen heeft gehad is het belanghebbende niet toegestaan in het onderhavige jaar de aldus gemaakte keuze met een beroep op de foutenleer te herzien.

NTFR 2016/1788 - Nieuwe antwoorden op Tweede Kamervragen over de Wet DBA

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
De staatssecretaris van Financiën heeft Tweede Kamervragen beantwoord over de Wet DBA naar aanleiding van mediaberichten over onzekerheid bij zzp’ers. Hij gaat in op de werkwijze van de Wet DBA en vindt desgevraagd dat de Belastingdienst een coöperatieve houding heeft naar de indieners van de (model)overeenkomsten. Mede vanwege de implementatietermijn en het transitieplan vindt hij dat de Wet DBA in zijn huidige vorm gehandhaafd moet blijven.

NTFR 2016/1789 - Ministerraad akkoord met gefacilieerd uitfaseren pensioen eigen beheer

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
Uit een nieuwsbericht blijkt dat de ministerraad akkoord is gegaan met een voorstel van de staatssecretaris van Financiën om het pensioen in eigen beheer uit te faseren. Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) die hun pensioen in eigen beheer afkopen, krijgen een belastingkorting. Voor dga’s die de pensioenregeling niet afkopen wordt een spaarvariant geïntroduceerd. Uit een op dezelfde dag aan de Tweede Kamer gezonden brief blijkt dat het oorspronkelijke plan op drie punten wordt aangepast. Allereerst wordt de afkooptermijn verlengd van één naar drie jaren. Verder geldt per jaar een ander kortingspercentage op de grondslag, te weten 34,5% (2017), 25% (2018) en 19,5% (2019). Tot slot worden – ter voorkoming van anticipatie-effecten – de balanswaarden van ultimo 2015 het uitgangspunt. Daarnaast wordt melding gedaan van het voornemen om de eerste schijf in de VPB te verlengen naar € 250.000 in 2018 en naar € 350.000 in 2021. De afkoopregeling levert circa € 2 miljard op voor de begroting 2017, ook wordt een belangrijke vereenvoudiging voor de Belastingdienst bereikt. Het wetsvoorstel wordt op Prinsjesdag ingediend.

NTFR 2016/1790 - Wet LB 1964 aangepast in verband met verbetering premieregelingen

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
De Wet verbeterde premieregeling is in het Staatsblad geplaatst. In dat verband is ook Wet LB 1964 aangepast. De eerstbedoelde wet vloeit voort uit het initiatiefwetsvoorstel Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en Wet LB 1964 in verband met verbetering van premieregelingen (Wet verbeterde premieregeling).

NTFR 2016/1794 - Oplossing voor ‘papieren inkomen’ ('leenbijstand')

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer via een brief ingelicht over de fiscale oplossingsrichtingen in verband met de Bbz-problematiek (‘leenbijstand’). In de brief gaat hij in op de werking van de Bbz en de problematiek die ontstaat door de omzetting van de lening in een gift. De staatssecretaris schetst vervolgens de oplossingsrichtingen en komt alles afwegend tot de oplossing waarbij de omzetting van de lening in een gift als eindheffingsbestanddeel wordt behandeld. Een en ander wordt nog uitgewerkt in wetgeving.

NTFR 2016/1796 - Goedkeurend besluit voor overdrachtsbelasting bij samenloop met omzetbelasting bij bouwterreinen enkel op basis van de Btw-richtlijn

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
De staatssecretaris van Financiën heeft goedgekeurd dat de samenloopvrijstelling van art. 15, lid 1, onderdeel a, Wet BRV kan worden toegepast op een verkrijging van een bouwterrein dat alleen op grond van art. 12, lid 1, onderdeel b, en lid 3, Btw-richtlijn als bouwterrein kwalificeert. Voor deze goedkeuring geldt onder meer de voorwaarde dat zowel de leverancier als de afnemer of partijen die in de plaats van de afnemer (geacht worden te) treden zich op het standpunt stellen dat over de levering van het bouwterrein omzetbelasting is verschuldigd en deze omzetbelasting is op aangifte voldaan.

NTFR 2016/1797 - Overeenkomst niet onder ontbindende voorwaarde gesloten; geen teruggaaf van overdrachtsbelasting

ECLI:NL:HR:2016:1425, datum uitspraak 08-07-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
Belanghebbende heeft op 3 juni 2010 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de koop van een sporthal/horecagelegenheid. Daarbij zijn verschillende voorwaarden overeengekomen. De koopprijs bedraagt € 380.000. De verkoper heeft het (toekomstige) financieel resultaat van het verkochte voorbehouden tot 1 juni 2015. Hiervoor is een eenmalige vergoeding van € 14.278 in mindering gebracht op de koopprijs. Het verkochte is in verhuurde staat verkocht. Overeengekomen is dat belanghebbende het verkochte verhuurt aan verkoper. De juridische eigendom is eveneens op 3 juni 2010 geleverd. Er is € 21.468 aan overdrachtsbelasting voldaan. Omdat nadien bleek dat geen bouwvergunning kon worden verleend, heeft belanghebbende een ‘ontbindende’ voorwaarde ingeroepen. Het verkochte is teruggeleverd en de koopsom is terugbetaald, behoudens het bedrag van € 14.278. Belanghebbende maakt op de voet van art. 19, lid 1, onderdeel a, Wet BRV aanspraak op teruggaaf van de overdrachtsbelasting van € 21.468. Rechtbank Gelderland (18 november 2014, nr. 13/5850, NTFR 2014/2888) heeft die aanspraak gehonoreerd. Hof Arnhem-Leeuwarden 24 november 2015, nr. 14/01278, NTFR 2016/501 heeft die beslissing echter teruggedraaid. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat feitelijk sprake is van een overeenkomst met terugkoopoptie. In dat verband heeft hij erop gewezen dat op de website van belanghebbende is te lezen dat zij zich bezighoudt met off-balance-financieringen en dat de onderhavige transactie daarvan een voorbeeld is. Het hof heeft uit de teksten van de koopovereenkomst, de akte van levering en de akte van ontbinding, in samenhang met de gedragingen van verkoper en belanghebbende afgeleid dat het steeds hun bedoeling is geweest dat het verkochte zou terugkeren bij verkoper. Er is volgens het hof geen sprake van een overeenkomst onder ontbindende voorwaarde.

NTFR 2016/1803 - Tariefindeling: Sonos Zoneplayer is toestel voor opnemen en weergeven van geluid

ECLI:NL:HR:2016:1347, datum uitspraak 08-07-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016 met annotatie van mr. G. van Dam
Belanghebbende heeft aangiften voor het vrije verkeer gedaan van een elektrisch apparaat (Sonos Zoneplayer) dat digitale geluidsbestanden ontvangt afkomstig van het internet of van een lokaal netwerk en dat deze bestanden omzet in geluid en versterkt weergeeft door in het apparaat opgenomen luidsprekers (streamen). In geschil is de tariefgroepindeling. Na het stellen van prejudiciële vragen door de Hoge Raad (13 februari 2015, nr. 13/00975, NTFR 2015/1044) en beantwoording daarvan door het HvJ (17 maart 2016, zaak C-084/15), oordeelt de Hoge Raad in het onderhavige arrest dat de Zoneplayer moet worden ingedeeld onder post 8519 (toestellen voor opnemen en weergeven van geluid). In reactie op het arrest van het HvJ had belanghebbende er nog op gewezen dat het HvJ er ten onrechte van uit was gegaan dat sprake is van een ‘standalone’ toestel. Volgens de Hoge Raad is het HvJ bij de beoordeling van het toestel daarvan niet uitgegaan, zodat dit betoog faalt. De Hoge Raad volgt derhalve het HvJ bij de indeling onder post 8519.

NTFR 2016/1804 - Tariefindeling: videomultiplexer is video-opname- en weergaveapparaat

ECLI:NL:HR:2016:1348, datum uitspraak 08-07-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016 met annotatie van mr. G. van Dam
Belanghebbende heeft aangiften voor het vrije verkeer gedaan van een zogenoemde videomultiplexer die binnen een gesloten beveiligings- of bewakingssysteem wordt aangesloten op camera’s, brandmelders en/of inbraaksensoren, daarvan afkomstige beelden en geluiden kan verwerken en beelden kan weergeven op aangesloten beeldmonitoren. Wanneer opgenomen beelden of geluiden daartoe aanleiding geven, kan de videomultiplexer een waarschuwingssignaal in de vorm van een e-mail afgeven. In geschil is de tariefgroepindeling. Na het stellen van prejudiciële vragen door de Hoge Raad (13 maart 2015, nr. 13/01488, NTFR 2015/1168) en beantwoording daarvan door het HvJ 25 februari 2016, zaak C-143/15 (G.E. Security), oordeelt de Hoge Raad in het onderhavige arrest dat de videomultiplexer moet worden ingedeeld onder post 8521 (video-opname- en weergaveapparaten). In reactie op het arrest van het HvJ had belanghebbende er nog op gewezen dat het oordeel van het HvJ onbegrijpelijk is nu de hoofdfunctie van de videomultiplexer de alarmfunctie is. Volgens de Hoge Raad heeft het HvJ waarde gehecht aan de wijze waarop de videomultiplexer op de markt wordt aangeboden als een ‘digital video streaming recorder’. De Hoge Raad volgt het HvJ bij de indeling onder post 8521.

NTFR 2016/1805 - Tariefindeling: soja-eiwitconcentraat onder GN-post 2309

ECLI:NL:HR:2016:1349, datum uitspraak 08-07-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016 met annotatie van mr. G. van Dam
Belanghebbende heeft aangiften voor het vrije verkeer gedaan van een soja-eiwitconcentraat in de vorm van een bruin, grof poeder. Het wordt gebruikt als ingrediënt voor mengvoeders voor zeer jonge kalveren. In geschil is de tariefgroepindeling. Na het stellen van prejudiciële vragen door de Hoge Raad (13 maart 2015, nr. 14/00526, NTFR 2015/1169) en beantwoording daarvan door het HvJ (3 maart 2016, zaak C-144/15, (Customs Support Holland B.V.)), oordeelt de Hoge Raad in het onderhavige arrest dat soja-eiwitconcentraat moet worden ingedeeld onder post 2309 (bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren).

NTFR 2016/1808 - Bij een onjuiste aangifte na een ambtshalve aanslag is vervolging mogelijk voor valsheid in geschrifte

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016 met annotatie van mr. J. Berns
Over het jaar 2002 is ambtshalve een aanslag opgelegd, nadat verdachte in gebreke was gebleven een aangifte in te dienen. Als reactie hierop is namens verdachte bezwaar aangetekend en is alsnog een aangiftebiljet ingediend. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft bewezen verklaard dat verdachte opzettelijk een vals aangifte inkomstenbelasting 2002 heeft gedaan door geen opgave te doen van het saldo van Duitse bankrekeningen en de waarde van onroerend goed in Spanje. Aldus is verdachte veroordeeld voor het plegen van valsheid in geschrifte ex art. 225 Sr.

NTFR 2016/1813 - Wegingsfactor proceskostenvergoeding is niet afhankelijk van de mate waarin grieven gegrond worden bevonden

ECLI:NL:GHSHE:2016:1002, datum uitspraak 18-03-2016, publicatiedatum 16-06-2016
Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
De rechtbank (Rechtbank Oost-Brabant 10 oktober 2014, nr. 14/258) heeft de grieven van belanghebbende betreffende de vastgestelde WOZ-waarde verworpen. Het beroep is echter gegrond verklaard omdat de heffingsambtenaar ten onrechte de kosten van het bezwaar niet heeft vergoed. Omdat de gegrondverklaring alleen ziet op de kosten van bezwaar, heeft de rechtbank bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding voor de behandeling van het beroep de wegingsfactor op 0,25 (zeer licht) gesteld. Het hof verwerpt de kennelijke opvatting van de rechtbank dat het gewicht van de zaak wordt bepaald door de mate waarin door een belanghebbende aangevoerde grieven met vrucht worden aangevoerd. De uitkomst van de beoordeling van het gewicht van een zaak moet in overeenstemming zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. De uitkomst van die beoordeling is naar het oordeel van het hof in beginsel niet afhankelijk van de mate waarin grieven gegrond worden bevonden. Dit laat overigens onverlet dat inhoudelijke merites van grieven relevant kunnen zijn bij de beoordeling van het gewicht van een zaak. Het hof stelt de proceskostenvergoeding voor het beroep opnieuw vast met wegingsfactor 1.

NTFR 2016/1817 - Publicatie Besluit beroep in belastingzaken

Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
De staatssecretaris van Financiën heeft het Besluit beroep in belastingzaken geactualiseerd. Het oude besluit van 20 december 2011, nr. BLKB2011/2376M, NTFR 2012/4 is ingetrokken. Naast redactionele wijzigingen en aanpassingen als gevolg van reorganisatie van de Belastingdienst zijn de belangrijkste wijzigingen:

NTFR 2016/1818 - Aanslag berust niet op een redelijke schatting van de belastbare winst

ECLI:NL:HR:2016:1421, datum uitspraak 08-07-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
Belanghebbende, een bv, is over een langere periode ernstig in gebreke gebleven ten aanzien van haar wettelijke verplichtingen. De inspecteur heeft haar op enig moment een ‘laatste kans’ gegeven om de cijfers over bepaalde jaren te laten reconstrueren door een van de diverse belastingadviseurs die de revue zijn gepasseerd. Een adviseur heeft een opstelling van de jaarcijfers voor 2003 tot en met 2008 vervaardigd. Met betrekking tot het pensioen van de dga van belanghebbende is een vaststellingsovereenkomst gesloten. Desondanks is veel onduidelijk gebleven met betrekking tot onder meer de pensioenvoorziening, de rekening-courantvordering en de hypothecaire vordering op de dga en over de overige activa en passiva van belanghebbende. In geschil is de aanslag voor het jaar 2011. Omdat belanghebbende in 2011 niet de vereiste aangifte heeft gedaan, moet zij overtuigend aantonen dat het door de inspecteur ambtshalve vastgestelde belastbare bedrag te hoog is. Hof Den Haag 4 augustus 2015, nr. 14/01516, NTFR 2016/745 is van oordeel dat de inspecteur terecht de bewijslast heeft omgekeerd en verzwaard en dat belanghebbende niet aan deze omgekeerde en verzwaarde bewijslast heeft voldaan. Het hof is echter van oordeel dat de aanslag niet berust op een redelijke schatting van de belastbare winst van belanghebbende. In elk geval van 2003 tot 2008 heeft belanghebbende nagenoeg geen ondernemingsactiviteiten verricht, zijn de balans en het balanstotaal nauwelijks gewijzigd en is steeds een beetje verlies geleden. Ook hoeft een niet betaalde pensioenuitkering niet tot de behaalde winst te worden gerekend nu uit niets blijkt dat de dga zijn recht op een in 2011 verschuldigd geworden, maar niet betaalde pensioenuitkering heeft prijsgegeven. Dat de inspecteur bij zijn schatting ervan is uitgegaan dat financiële baten van belanghebbende tot een bescheiden positief resultaat hebben geleid, is op zich niet onredelijk, maar wat hij heeft aangedragen, is onvoldoende om de behaalde belastbare winst vast te stellen op € 100.000. Het hof stelt de belastbare winst vast op € 50.000 en handhaaft de opgelegde verzuimboete.

NTFR 2016/1819 - Informatiebeschikking terecht gegeven aan echtgenote van (inmiddels overleden) KB-Luxrekeninghouder

ECLI:NL:HR:2016:1415, datum uitspraak 08-07-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 28, gepubliceerd op 14-07-2016
De inspecteur heeft de in 2012 overleden echtgenoot van belanghebbende als rekeninghouder van een KB-Luxcoderekening geïdentificeerd. De inspecteur heeft voor het jaar 2009 aan belanghebbende vragen gesteld over die coderekening. Belanghebbende heeft aangegeven dat zij in het jaar 2009 geen buitenlandse rekening heeft aangehouden. De inspecteur heeft vervolgens aan belanghebbende een informatiebeschikking afgegeven. Hof Den Haag 16 september 2015, nr. 14/01398, NTFR 2015/3188, heeft geoordeeld dat dit terecht is. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat de echtgenoot terecht als rekeninghouder van een coderekening bij de KB-Lux is geïdentificeerd. Dat in een eerdere procedure anders is beslist, doet daaraan niet af, omdat het hof toen niet beschikte over de aanvullende informatie die de inspecteur thans in hoger beroep heeft verstrekt. Het hof heeft verder geoordeeld dat de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de gevraagde informatie voor de belastingheffing ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2009 van belang kon zijn, omdat die informatie helderheid zou kunnen geven over de vraag of de echtgenoot van belanghebbende in dat jaar over niet door hem aangegeven vermogen beschikte. Dit vermogen wordt belanghebbende als echtgenote toegerekend (art. 2.17 Wet IB 2001).