Aflevering 4

Gepubliceerd op 26 januari 2017

NTFR 2017/181 - Wetgeving met toekomstige kracht

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017 geschreven door mr. A.J. van Lint
Terugwerkende kracht is bij nieuwe regelgeving die belastend is voor belastingplichtigen in beginsel niet aan de orde. De rechtszekerheid verzet zich hiertegen. In aantekening 167 van de Aanwijzingen voor de regelgevingCirculaire van de minister-president van 18 november 1992. komt dit tot uitdrukking en ook in het overleg tussen de Tweede Kamer en de staatssecretaris is dit nadrukkelijk bevestigd.Kamerstukken II, 1996-1997, 25 212, nr. 3. Slechts in uitzonderingsgevallen mag terugwerkende kracht worden toegepast. Te verwachten aanmerkelijke aankondigingseffecten van nieuwe of gewijzigde regelgeving vormt een dergelijke uitzonderingssituatie. Ook een omvangrijk oneigenlijk gebruik of misbruik van een wettelijke voorziening kan aanleiding zijn aan nieuwe of gewijzigde regelgeving terugwerkende kracht te geven. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij de opvatting van de Raad van State of er sprake is van uitzonderlijke gevallen die terugwerkende kracht rechtvaardigen, zal volgen.Brief van de staatssecretaris van Financiën van 25 juni 1997, Kamerstukken II, 1996-1997, 25 212, nr. 2.

NTFR 2017/182 - Belastingdienst onderzoekt Football Leaks

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft Tweede Kamervragen beantwoord over de financiële stromen in het voetbal. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een krantenartikel. In zijn antwoorden gaat de staatssecretaris achtereenvolgens in op het toezicht op de financiële stromen in het voetbal, op het onderzoeken van de zogeheten Football Leaks, het gebruik van Nederland als tussenschakel om de belastingdruk op sportinkomsten te drukken, op de bepaling van verrekenprijzen bij inkomsten die indirect samenvallen met sportactiviteiten en op witwassen in het betaald voetbal.

NTFR 2017/183 - Brief staatssecretaris over aanpak van belastingontduiking

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
In zijn eerdere brief van 20 september 2016 over het fiscale vestigingsklimaat heeft de staatssecretaris aangegeven een aantal maatregelen aan te zullen kondigen tegen internationale belastingontduiking. Deze belofte doet hij met deze brief gestand. Naast maatregelen die voortvloeien uit een internationale aanpak zijn volgens de staatssecretaris ook nationale maatregelen nodig. Deze voorstellen zijn bedoeld om de positie van de Belastingdienst in de aanpak van belastingontduiking (fraude) in brede zin te verstevigen. Constructies verhinderen met regelmaat ook de invordering van belastingschulden. Daarom worden er ook voorstellen gedaan op het terrein van de invordering. De verschillende voorstellen worden hieronder kort besproken.

NTFR 2017/184 - Initiatiefwetsvoorstel Wet centraal aandeelhoudersregister

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
Tweede Kamerleden Groot (PVDA) en Gesthuizen (SP) hebben een initiatiefwetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Registratiewet 1970 in verband met de instelling van een centraal aandeelhoudersregister (Wet centraal aandeelhoudersregister). De indieners van het wetsvoorstel hebben een centraal aandeelhoudersregister voor ogen dat centraal, digitaal (elektronisch) en gestructureerd verzamelen en ontsluiten van informatie over aandelen op naam, houders van aandelen, vruchtgebruikers van aandelen op naam en pandhouders van bv’s en niet-beursgenoteerde nv’s.

NTFR 2017/187 - S&O-verklaringen overdraagbaar

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
Vanaf 1 januari 2017 kan een S&O-verklaring worden overgedragen. Dit is geregeld in ‘Beleidsregels omzetten S&O-verklaringen’. Daartoe doet de overnemer een verzoek aan de minister van Economische Zaken. Bij inwilliging ervan wordt de oorspronkelijke aanvraag geacht door de overnemer te zijn gedaan. De mogelijkheid geldt voor S&O-verklaringen voor een periode vallende binnen het kalenderjaar 2016 of later. Er gelden voorwaarden, bijvoorbeeld – kort gezegd – dat er sprake moet zijn van een overgang onder algemene titel (fusie of splitsing), van een overdracht aan een verbonden inhoudingsplichtige of van een geruisloze omzetting in een nv of bv. De S&O-verklaring kan bij de overdracht worden aangepast aan kenmerken van de overnemer, bijvoorbeeld voor de vermeerdering van het percentage, bedoeld in art. 23, lid 3, WVA. Na inwilliging van het verzoek zijn alle rechten en plichten voortvloeiend uit de S&O-verklaring van toepassing op de overnemer. Tegen het besluit op het verzoek is geen bezwaar of beroep mogelijk.

NTFR 2017/188 - Nieuw boetebeleid S&O-verklaringen

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
Per 1 januari 2017 is het boetebeleid Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) gewijzigd. De maximumboete voor het niet of niet tijdig doen van de mededeling bedraagt maximaal € 2.500. Daarbij is de zwaardere administratieve procedure van art. 5:53 Awb niet van toepassing. Verder zijn boetebeleidsregels vastgelegd, doorgaans bedragen de boetes tussen de € 100 en € 300 (art. 6, lid 2), bij herhaling verdubbeld tot het maximum is bereikt. Door het grotere belang van de S&O-verklaring (o.a. innovatiebox) zal de minister van Economische Zaken strengere uitvoeringspraktijk voeren: de boete van € 0 is afgeschaft en een minimumboete van € 100 is ingevoerd. Voor overtredingen van de administratieplicht en voor het verstrekken van onjuiste gegevens kan de minister vanaf 2017 hogere boetes opleggen dan in voorgaande jaren gebruikelijk was.

NTFR 2017/189 - Nieuwe Kamervragen Wet DBA beantwoord

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft Tweede Kamervragen beantwoord over het afwentelen van de verantwoordelijkheid en risico’s door de opdrachtgever op de zzp’er na invoering van Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). Het gaat om een mediabericht over de Telegraaf Media Group (TMG) als opdrachtgever.

NTFR 2017/191 - Novelle uitfasering pensioen in eigen beheer ingediend bij de Tweede Kamer

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
In zijn brief van 20 december 2016 verzocht de staatssecretaris de Eerste Kamer de stemming over het wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen uit te stellen (zie NTFR 2016/3060), hetgeen werd gehonoreerd. Aanleiding voor dit uitstel waren signalen vanuit de praktijk, mede gebaseerd op een in de memorie van antwoord opgenomen antwoord (NTFR 2016/2975), over het gebruik van de veronderstelde mogelijkheid om de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de fiscale winst te brengen. Een budgettaire tegenvaller voor Financiën werd gevreesd. Nader onderzoek en een novelle zouden volgen. Het onderzoek door Financiën heeft nu tot de conclusie geleid dat de budgettaire derving zich niet kan voordoen. Het in het wetsvoorstel voorgestelde art. 34e Wet VPB 1969 voorkomt namelijk deze aftrek. In de betreffende memorie van antwoord is abusievelijk hiermee geen rekening gehouden.

NTFR 2017/192 - Wezenlijke stelling dat bestelauto buiten werktijd niet kon worden gebruikt ten onrechte niet behandeld door hof

ECLI:NL:HR:2017:44, datum uitspraak 20-01-2017, publicatiedatum 20-01-2017
Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017 met annotatie van mr. J. Rolleman
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen LB/PVV opgelegd ter zake van de toepassing van de autokostenfictieregeling. Hof Amsterdam (11 februari 2016, nrs. 15/00023 t/m 15/00027, NTFR 2016/1726) heeft geoordeeld dat aannemelijk is dat alle auto’s door belanghebbende aan werknemers ter beschikking zijn gesteld, zodat de inspecteur terecht een voordeel voor privégebruik in aanmerking heeft genomen. Volgens belanghebbende en de Hoge Raad heeft het hof echter een essentiële stelling van belanghebbende niet behandeld. Belanghebbende heeft namelijk voor het hof gesteld dat de bestelauto’s niet na werktijd door de werknemers kunnen worden gebruikt, omdat die auto’s dan op het (afgesloten) terrein van de werkgever worden geplaatst en daarbij de sleutels worden ingeleverd. Wanneer dat juist is, geldt geen bijtelling wegens privégebruik.

NTFR 2017/194 - Wetswijziging onbeperkte navorderingsbevoegdheid bij verzwegen buitenlands vermogen heeft geen onbeperkte werking

ECLI:NL:PHR:2016:1350, datum uitspraak 15-12-2016, publicatiedatum 13-01-2017
Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Op 29 december 1998 is de moeder van belanghebbende overleden. Erflaatster hield bij een Zwitserse bank buitenlands vermogen aan dat buiten het zicht van de fiscus werd gehouden. Belanghebbende heeft op 26 augustus 1999 aangifte voor het successierecht (erfbelasting) gedaan, zonder daarin melding te maken van dat buitenlandse vermogen.

NTFR 2017/200 - Nederlandse positie ten aanzien btw-voorstellen Europese Commissie

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
De Europese Commissie heeft een aantal voorstellen gedaan om de btw-regels te wijzigen (NTFR 2017/26). De Nederlandse regering reageert hierbij op deze voorstellen. Het eerste voorstel ziet op de uitbreiding van het Mini One Stop Shop (MOSS)-systeem tot afstandsverkopen en andere dan elektronische diensten, het afschaffen van de vrijstelling bij invoer voor kleine zendingen en het vereenvoudigen van de regels voor kleine start-ups in de e-commerce-sector. De Nederlandse regering ondersteunt het uitgangspunt om btw-verplichtingen voor grensoverschrijdende e-commerce te moderniseren en te vereenvoudigen. Hierbij is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de gevolgen hiervan voor het bedrijfsleven. Op dit moment zijn er volgens het kabinet nog de nodige zorgen over de gevolgen voor de uitvoering. Het tweede voorstel ziet op de keuzemogelijkheid voor de EU-lidstaten om een verlaagd tarief of nultarief te hanteren voor langs elektronische weg geleverde publicaties. De Nederlandse regering is voorstander van een gelijke behandeling van e-boeken, e-kranten enz. en hun gedrukte tegenhangers.

NTFR 2017/201 - Ingevoerde spaarlampen zijn van niet-preferentiële Chinese oorsprong

ECLI:NL:PHR:2016:1253, datum uitspraak 07-12-2016, publicatiedatum 23-12-2016
Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017 met annotatie van mr. G. van Dam
Belanghebbende heeft in de periode van 2 oktober 2007 tot en met 13 maart 2008 vier aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van spaarlampen. In deze aangiften heeft zij Thailand als land van oorsprong aangegeven. Het Department of Foreign Trade van het Ministry of Commerce in Thailand (het DFT) heeft voor alle zendingen van spaarlampen niet-preferentiële certificaten van oorsprong afgegeven. Bij brief van 1 juli 2009 heeft het DFT de certificaten met onmiddellijk effect ingetrokken. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (hierna: OLAF) heeft vervolgens, in de periode van 18 tot 25 augustus 2010, onderzocht of antidumpingrechten op de spaarlampen uit China via Thailand werden ontdoken. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft OLAF een missierapport met dagtekening van 20 oktober 2010 opgesteld. Voordat respectievelijk nadat het missierapport gereed was, heeft de minister van Economische Zaken namens de inspecteur bij brieven van 10 september 2010 en 17 december 2010 belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen uitnodigingen tot betaling (utb’s) voor antidumpingrechten uit te reiken. Belanghebbende heeft het missierapport, inclusief de bij het missierapport behorende bijlagen die zien op andere exporteurs, medio december 2010 ongeclausuleerd in mogen zien. Op 13 december 2010 heeft de inspecteur het missierapport, zonder de bijlagen die zien op andere exporteurs, aan belanghebbende verstrekt. Belanghebbende heeft op de aankondigingen gereageerd, waarna de inspecteur op 30 september 2010 en 12 januari 2011 twee utb’s heeft uitgereikt. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de utb’s ten onrechte aan haar zijn uitgereikt.

NTFR 2017/211 - Geen verzoek dat is gericht op de terugbetaling van loonheffing, dan geen naheffing mogelijk

ECLI:NL:PHR:2016:1238, datum uitspraak 01-12-2016, publicatiedatum 16-12-2016
Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd over het jaar 2007, wegens eerder onverschuldigd aan belanghebbende terugbetaalde loonbelasting ad € 36.961. Niet in geschil is dat belanghebbende dit bedrag te veel heeft teruggekregen. Het geschil ziet op de vraag of de inspecteur de terugbetaling van dit bedrag kan formaliseren door oplegging van de onderhavige naheffingsaanslag. Zo ja, dan kan de ontvanger zo nodig invorderen op basis van de genoemde naheffingsaanslag. Zo nee, dan resteert, vanwege civielrechtelijke verjaring, slechts de, in dit geval niet te verwachten, vrijwillige betaling.

NTFR 2017/212 - Geen schending ne-bis-in-idembeginsel in Noorse bestuursrechtelijke en strafrechtelijke procedures

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Deze zaak betreft twee belastingplichtigen, A en B, die erover klaagden dat zij dubbel (bestuursrechtelijk en strafrechtelijk) vervolgd en gestraft waren wegens dezelfde feiten. Zij hadden beiden de opbrengst van een aandelentransactie uit 2001 niet in hun aangifte inkomstenbelasting opgegeven. Aan zowel A als B werd een aanslag inkomstenbelasting met een 30%-boete opgelegd. Zij stelden geen bezwaar en beroep in tegen de aanslag met boete, zodat deze definitief werd. Zowel A als B werd rond dezelfde tijd ook strafrechtelijk vervolgd voor belastingfraude met betrekking tot dezelfde aandelentransactie. A en B werden elk door de lagere strafrechter veroordeeld wegens belastingfraude. Bij het bepalen van de strafmaat hield de rechter rekening met het feit dat reeds een aanzienlijke fiscale boete was opgelegd. Zowel de hogerberoepsinstantie als de Noorse Hoge Raad wees het beroep op art. 4 van Protocol 7 bij het EVRM, dat dubbele bestraffing van hetzelfde feit (ne bis in idem) verbiedt, af. Het EHRM stelt vast dat niet in geschil is dat sprake was van hetzelfde feit (idem) of van een definitief oordeel in de belastingzaak. Wel is er verschil van mening over de vraag of A en B wegens diezelfde feiten dubbel vervolgd en gestraft (bis) kunnen worden.

NTFR 2017/215 - Update stand van zaken informatie-uitwisseling over rulings

Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017
In deze brief aan de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris van Financiën een update van de stand van zaken rond de uitwisseling van informatie over rulings. In dat kader gaat hij in op de aantallen geïdentificeerde rulings en rulings waarover door Nederland al informatie is uitgewisseld, alsmede op de oorzaken waardoor de deadlines voor de uitwisseling van informatie over bestaande rulings in zowel OESO- als EU-verband niet worden gehaald. Ter vergelijking wordt eveneens ingegaan op de aantallen rulings waarover inmiddels informatie van andere landen is ontvangen. Daarnaast wordt in de brief beschreven wat de Belastingdienst heeft gedaan en op korte termijn nog gaat doen om het proces te versnellen. Zo wordt extra capaciteit vrijgemaakt en zal voor nieuwe rulings met een grensoverschrijdend effect in het Besluit Fiscaal Bestuursrecht worden vastgelegd dat een in concept ingevuld standaardformulier deel uitmaakt van de aan te leveren informatie bij het verzoek om een ruling. Met het OESO-secretariaat is inmiddels gesproken over het feit dat de Belastingdienst een jaar langer de tijd nodig heeft, dus dat de informatie uiterlijk per 31 december 2017 wordt uitgewisseld.

NTFR 2017/217 - Belastingverdrag Nederland-Duitsland; regeling over verdeling heffingsrecht ontslagvergoedingen kan niet worden toegepast

ECLI:NL:HR:2017:6, datum uitspraak 06-01-2017, publicatiedatum 06-01-2017
Aflevering 4, gepubliceerd op 26-01-2017 met annotatie van mr. dr. J. Gooijer
Belanghebbende, inwoner van Nederland, heeft voor dezelfde werkgever onder andere in Nederland en in Duitsland gewerkt. Hij heeft in 2007 een ontslagvergoeding ontvangen. Hij vraagt aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het deel van de ontslagvergoeding dat betrekking heeft op de in Duitsland gewerkte periode. Duitsland heft over dat deel per saldo nauwelijks belasting. De inspecteur geeft aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor een aanzienlijk lager bedrag, op grond van een besluit van 14 november 2007, nr. IFZ 2007/754M, NTFR 2007/2151, waarin na overeenstemming met de Duitse autoriteiten de verdeling van de heffingsrechten over ontslagvergoedingen nader is geregeld. Hof Den Bosch 13 november 2015, nr. 14/00342 (NTFR 2016/362) heeft geoordeeld dat deze regeling buiten toepassing moet blijven. De regeling kan niet worden toegepast, omdat deze geen wijziging kan brengen in de werking van het verdrag zoals uitgelegd door de Hoge Raad in zijn arresten van 11 juni 2004, nr. 37.714 (NTFR 2004/941) en nr. 38.112 (NTFR 2004/942). De staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad verklaart dit cassatieberoep ongegrond. De regeling valt niet onder de reikwijdte van art. 25, lid 2, Verdrag Nederland-Duitsland. Deze bepaling verleent de gezamenlijke belastingautoriteiten de bevoegdheid een regeling te treffen om twijfelpunten op te heffen die zich bij de uitlegging van het belastingverdrag voordoen. De regeling heft echter wat Nederland betreft geen twijfelpunten op, omdat met de arresten HR NTFR 2004/941 en NTFR 2004/942 in hoogste instantie reeds een oordeel is gegeven over de vragen van uitleg van het verdrag waarop de regeling betrekking heeft.