NTFR 2018/914 - Digitaks/DST; the dawn of a new era?

NTFR 2018/914 - Digitaks/DST; the dawn of a new era?

pmdRW
prof. mr. dr. R.A. WolfDr. R.A. Wolf is verbonden aan Baker McKenzie en de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is tevens raadsheer-plaatsvervanger bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Bijgewerkt tot 16 april 2018

Als de (Europese) Commissie haar zin krijgt, krijgen we in Europa binnenkort een ‘echte’ omzetbelasting: de ‘Digital Services Tax’, ofwel ‘DST’. Een heffing die de Nederlandse pers inmiddels heeft omgedoopt tot ‘digitaks’1 en ‘tech-taks’2. Het gaat in ieder geval om een belasting van 3% op bepaalde opbrengsten van grote internetplatformen. De heffing wordt aangekondigd als een ‘indirecte belasting’; vandaar mijn interesse en bemoeienis. De DST appelleert aan het huidige algemene gevoelen ten aanzien van techreuzen (wat hiervan ook zij) en kan aldus zo maar eens realiteit worden. Het voorstel zelf kent inmiddels de nodige haken en ogen. Daadwerkelijke invoering van een DST zal bovendien de verhouding met de Verenigde Staten op scherp zetten, omdat met name de bekende US-internetplatformen (Google, Facebook, etc.) worden getroffen. Maar ook Europese ondernemingen (waaronder het Nederlandse Booking.com) zullen de gevolgen van de heffing ondervinden.

Kan het eerlijker?

Het plan voor een DST maakt onderdeel uit van een onlangs door de Commissie gelanceerde campagne voor een ‘eerlijk en efficiënt belastingstelsel in de Europese Unie voor de digitale eengemaakte markt’3. In dat verband verscheen eind maart een tweetal voorstellen om – in de woorden van de Commissie – ‘te garanderen dat onlinebedrijven in de EU op een eerlijke en groeivriendelijke manier worden belast’.4 Met de voorstellen zou de EU volgens de Commissie wereldwijd het voortouw nemen en belastingwetten klaarmaken voor het digitale tijdperk.

De voorstellen zijn, tezamen met de nodige achtergrondinformatie, onder meer te vinden op een speciale webpagina van de Commissie.5 De Commissie beijvert zich verder via social media6 om de voorstellen onder de aandacht van het ‘grote publiek’ te brengen en de wenselijkheid ervan te onderstrepen. Compleet met een vermakelijk filmpje waarin de problematiek aanschouwelijk wordt uitgelegd.

Een scheve belastingdruk voor onlinebedrijven?

Volgens de Commissie betalen digitale bedrijven namelijk over eenzelfde winst veel minder belasting dan traditionele bedrijven. Dit komt met name doordat het huidige stelsel winst alleen belast in landen waar een onderneming (fysiek) aanwezig is.7 Digitale ondernemingen kunnen in een land winst genereren zonder fysieke aanwezigheid. Met de digitale technologie kan winst immers ‘op afstand’ worden gemaakt. Geen ‘business presence’ betekent echter geen winsttoerekening aan het betreffende land en geen belastingheffing. Sommige digitale winsten blijven hierdoor onbelast. En dat is een situatie die de Commissie meent te moeten adresseren, met een oplossing voor de lange termijn (hervorming van de internationale VPB-regels) en een interim-maatregel (introductie van de DST).

De langetermijnoplossing: hervorming van de VPB-regels

De langetermijnoplossing betreft een richtlijnvoorstel voor een fundamentele aanpassing van de vennootschapsbelastingregels voor digitale activiteiten.8 Hierbij wordt ‘digitale aanwezigheid’ van een onderneming onder voorwaarden gelijkgesteld met een fysieke aanwezigheid. De Commissie spreekt in dit verband van een ‘virtuele vaste inrichting’. Winst toe te rekenen aan een dergelijke ‘digitale aanwezigheid’ wordt in het betreffende land belast.

Een digitale onderneming heeft volgens de Commissie een belastbare ‘digitale aanwezigheid’ in een lidstaat als zij aan een van de volgende criteria voldoet:

  • De jaarlijkse inkomsten uit digitale diensten aan gebruikers in de betreffende lidstaat bedragen meer dan € 7 miljoen.

  • In de betreffende lidstaat zijn in een jaar meer dan honderdduizend gebruikers van de digitale diensten.

  • Het bedrijf heeft in een belastingjaar meer dan drieduizend contracten voor onlinediensten met gebruikers in de lidstaat afgesloten.9

Het voorstel gaat vergezeld van een document waarin de Commissie de lidstaten onder meer in overweging geeft de ‘virtuele vaste inrichting’ ook in te brengen in hun belastingverdragen met derde landen.10

Kortetermijnoplossing: de DST

Inmiddels erkent de Commissie dat internationale consensus over de voorgestelde VPB-wijzigingen niet op korte termijn te verwachten is. Om in de tussenliggende periode toch iets te doen aan een ‘eerlijker belastingheffing’, introduceert de Commissie een richtlijnvoorstel voor de invoering van een DST.11 Deze nieuw voorgestelde heffing mikt op ‘the most urgent gaps and loopholes in the taxation of digital activities’.12De Commissie merkt verder op: ‘Een voorlopige belasting kan ervoor zorgen dat activiteiten die momenteel niet effectief worden belast, onmiddellijk inkomsten voor de lidstaten gaan genereren. Daarnaast voorkomt zo’n maatregel dat bepaalde lidstaten eenzijdig maatregelen nemen, wat zou kunnen leiden tot een lappendeken aan nationale regels die onze eengemaakte markt alleen maar schaden.’13

De Commissie wil dat alle lidstaten per 2020 een DST invoeren. De te verwachten opbrengst, een geschat jaarbedrag van € 5 miljard, mogen de lidstaten zelf houden. Bij het tot stand komen van VPB-wijzigingen kan de DST dan weer worden afgeschaft, zo valt in de begeleidende documenten te lezen. Deze afschaffing is in het eigenlijke richtlijnvoorstel echter niet expliciet geregeld en acht ik, mede gelet op eerdere ervaringen met ‘tijdelijke’ stelsels van de Commissie (het btw-overgangsstelsel!), onwaarschijnlijk.

De DST in hoofdlijnen

De grenzen van de DST

Een indirecte heffing?

Een voorspelling