Home

Besluit grondbankstelsel

Geldig vanaf 31 oktober 2007
Geldig vanaf 31 oktober 2007

Besluit grondbankstelsel

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 31-10-2007]
[Regeling ingetrokken per 07-12-2020]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij a.i. van 5 augustus 1982, nr. J 4316, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Gehoord de commissie beheer landbouwgronden;

Overwegende dat het wenselijk is ter verlichting van de financieringsproblematiek in de landbouw in bepaalde gevallen uitgifte in erfpacht van landbouwgrond door het bureau beheer landbouwgronden aan ondernemers in de landbouw mogelijk te maken;

Gelet op artikel 57, eerste lid, van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248);

De Raad van State gehoord (advies van 29 september 1982, nr. 2420/17/8238);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 30 november 1982, nr. J. 5486, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

"pleegkind": degene, die duurzaam als een eigen kind is verzorgd en opgevoed;

"bedrijfsoppervlakte": de naar kadastrale maat gemeten oppervlakte van de bij een bedrijf in gebruik zijnde percelen landbouwgrond voor zover deze onbebouwd zijn en niet het erf vormen en voor zover dit gebruik geschiedt op grond van een recht van eigendom, een zakelijk recht of een pachtovereenkomst voor tenminste de wettelijke duur.

Artikel 2

Het bureau kan, voor zover zulks uit financieringsoverwegingen noodzakelijk is, onder door Onze Minister te stellen regelen op aanvrage in de navolgende gevallen overgaan tot uitgifte in erfpacht van landbouwgrond:

  1. opvolging in een bedrijf door één of meer kinderen, aangetrouwde, pleeg- of kleinkinderen, die voor eigen rekening, dan wel met één of meer andere natuurlijke personen voor gezamenlijke rekening, een bedrijf uitoefent, onderscheidenlijk uitoefenen;

  2. uitoefening door de pachter van het voorkeursrecht als bedoeld in afdeling 11 van titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

  3. vergroting van de bedrijfsoppervlakte.

Artikel 3

1.

Onze Minister kan bij in de Nederlandse Staatscourant bekend te maken regeling bepalen dat in een of meer gevallen als bedoeld in artikel 2 geen aanvragen kunnen worden ingediend tot een nader door hem daarbij te bepalen tijdstip.

2.

Onze Minister kan in zijn op grond van het eerste lid genomen regeling bepalen dat wel aanvragen om uitgifte in erfpacht kunnen worden ingediend voor landbouwgrond die bestemd is voor de uitgifte en waarvan het bureau de eigendom heeft verworven vóór het tijdstip van de indiening van de aanvrage.

Artikel 4

Artikel 5