Gedeelten van kalenderjaren, gedurende welke de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, doch voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, niet verzekerd is geweest, worden voor de vaststelling van de korting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, samengeteld en herleid tot gehele kalenderjaren.
Regeling herleiding van gedeelten van kalenderjaren
Regeling herleiding van gedeelten van kalenderjaren
Opschrift
Aanhef
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf,
Gelet op artikel 13, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet
Gehoord de Sociale Verzekeringsbank:
Besluit:
Artikel 1
Gedeelten van kalenderjaren, gedurende welke de echtgenoot van de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, doch vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet van die pensioengerechtigden niet verzekerd is geweest, worden voor de vaststelling van de korting, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, samengeteld en herleid tot gehele kalenderjaren.
De samentelling en herleiding, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt met inachtneming van het volgende:
- 1°
Een kalenderjaar wordt op 360 dagen en elke kalendermaand op 30 dagen gesteld.
- 2°
Een dag, waarop de verzekering een aanvang nam wordt als een gehele dag in aanmerking genomen.
- 3°
Een dag waarop de verzekering eindigde wordt niet in aanmerking genomen.
Een na de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde herleiding overblijvend gedeelte van een kalenderjaar blijft verder buiten beschouwing. Het bepaalde in de vorige volzin vindt overeenkomstig toepassing, indien de samentelling minder dan een kalenderjaar oplevert, alsmede indien de betrokkene slechts éénmaal gedurende een voor korting meetellend gedeelte van een kalenderjaar niet verzekerd is geweest.
Artikel 1a
Gedeelten van kalenderjaren, gedurende welke de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, doch voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, verzekerd is geweest, worden voor de vaststelling of de pensioengerechtigde minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet samengesteld en herleid tot gehele kalenderjaren.