Onroerende zaken worden kadastraal aangeduid door vermelding van achtereenvolgens de kadastrale gemeente en sectie, waarin de percelen en gedeelten van percelen zijn gelegen waarvan het grondgebied tot die zaak behoort, alsmede de nummers van die percelen. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent de wijze waarop gedeelten van percelen, naast vermelding van de kadastrale aanduiding, nader worden aangeduid in het in te schrijven stuk. Voor een onroerende zaak die zich krachtens een opstalrecht op, in of boven de grond van een ander bevindt, geldt dezelfde kadastrale aanduiding als van de onroerende zaak die met dat opstalrecht is bezwaard. De tweede zin is van overeenkomstige toepassing op een onroerende zaak die zich op, in of boven de grond van een ander bevindt krachtens een recht als bedoeld in het vóór 1 januari 1992 geldende artikel 5, derde lid, onder b , laatste zinsnede, van de Belemmeringenwet Privaatrecht en daar aangeduid als een recht niet met name in het Burgerlijk Wetboek genoemd.
Kadasterbesluit
Kadasterbesluit
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 januari 1991, nr. MJZ24191041, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie;
Gelet op de artikelen 2, 45, 56, 57, derde lid, 59, tweede lid, 64, eerste lid, 65, eerste lid, 67, eerste lid, 70, eerste lid, 73, eerste, tweede en vierde lid, 74, eerste lid, 75, eerste lid, 87, vierde lid, 89, tweede lid, 91, 94, vierde lid, 96, tweede lid, 98, 102, derde lid, en 105, eerste en tweede lid, van de Kadasterwet (Stb. 1991, 570);
De Raad van State gehoord, advies van 13 augustus 1991, no. W08.91.0049;
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 29 oktober 1991, nr. MJZ 29o91014, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de wet: de Kadasterwet;
stukidentificatienummer: stukidentificatienummer als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, van de wet;
netwerk: net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond is of wordt aangelegd;
voorlopige grens: grens die door of namens partijen op de kadastrale kaart is aangegeven en nog als kadastrale grens moet worden vastgesteld;
administratieve grens: grens die ambtshalve door de Dienst op de kadastrale kaart is aangegeven en nog als kadastrale grens moet worden vastgesteld.
Artikel 2
Appartementsrechten worden kadastraal aangeduid door de vermelding van achtereenvolgens de kadastrale gemeente en sectie, waarin de in de splitsing betrokken percelen zijn gelegen, de complexaanduiding en de appartementsindex.
De in het tweede lid bedoelde complexaanduiding bestaat uit het voor de in de splitsing betrokken percelen vastgestelde complexnummer, gevolgd door de hoofdletter A. De in het tweede lid bedoelde appartementsindex is het nummer dat op de in artikel 109, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tekening is aangebracht als kenmerk van de gedeelten die voor gebruik als afzonderlijk geheel bestemd zijn of worden en waarvan het uitsluitend gebruik in het appartementsrecht is begrepen. Onze Minister stelt regelen vast omtrent de vaststelling van het complexnummer.
Ingeval de in de splitsing in appartementsrechten betrokken percelen in verschillende burgerlijke gemeenten zijn gelegen is het tweede lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat in dat geval de bewaarder bepaalt van welke van de betrokken kadastrale gemeenten de naam wordt vermeld in de vast te stellen kadastrale aanduiding van de appartementsrechten waarin die percelen worden gesplitst.
In afwijking van het eerste lid worden netwerken aangeduid door vermelding van achtereenvolgens de naam van de gemeente waarin het kantoor van de Dienst, binnen welks kring het netwerk is gelegen, is gevestigd, alsmede een hoofdletter en het nummer van het betreffende netwerk. Onze Minister stelt regelen vast omtrent de vaststelling van het nummer van het betreffende netwerk.