Home

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

Geldig vanaf 1 juli 2024
Geldig vanaf 1 juli 2024

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen wettelijk te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1.

De bezoldiging van ministers wordt bepaald op € 14.760,00 per maand. De bezoldiging van staatssecretarissen wordt bepaald op € 13.787,12 per maand.

2.

Indien voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen en daarbij is bepaald dat die wijziging een algemeen karakter draagt, wordt bij ministeriële regeling met ingang van de datum, waarop die wijziging ingaat, de bezoldiging van ministers en staatssecretarissen dienovereenkomstig gewijzigd, onder nadere vaststelling, voor zoveel nodig, van de in het eerste lid genoemde bedragen.

3.

Indien voor de ambtenaren, bedoeld in het tweede lid, in een collectieve arbeidsovereenkomst een eenmalige uitkering is overeengekomen, ontvangen ministers en staatssecretarissen deze op gelijke voet.

Artikel 2

1.

Boven en behalve de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, ontvangen ministers en staatssecretarissen een eindejaarsuitkering van 8,3 procent van de bezoldiging en een vakantie-uitkering van 8 procent van de bezoldiging.

2.

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:

  1. de voorzieningen die aan de ministers en staatssecretarissen ter beschikking worden gesteld en noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun ambt;

  2. een vaste vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening van de ministers en staatssecretarissen komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt.

3.

In de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in deze algemene maatregel van bestuur opgenomen bedragen bij ministeriële regeling kunnen worden gewijzigd op een in deze algemene maatregel van bestuur aangegeven wijze.

4.

Onder de in het tweede lid, onder a, bedoelde voorzieningen zijn in ieder geval begrepen die met betrekking tot verhuizing en verblijf, beveiliging, informatie en communicatie, binnenlandse en buitenlandse dienstreizen en vervoer alsmede een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg.

Artikel 2a

1.

Een minister of staatssecretaris die naar het oordeel van een arts een structurele functionele beperking heeft, kan aanspraak maken op een voorziening als bedoeld in artikel 35, tweede en derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

2.

Het gestelde bij of krachtens artikel 35, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 5b

Artikel 5c

Artikel 5d

Artikel 5e

Artikel 5f

Artikel 5g

Artikel 6

Artikel 7