Home

Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen

Geldig vanaf 1 januari 2024
Geldig vanaf 1 januari 2024

Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Aanhef

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen de adviezen van de Sociale Verzekeringsraad van 4 juni 1992, nr. 922639, van 18 maart 1993, nr. 931476 en van 21 oktober 1993, nr. 935086;

Gelet op artikel 33, vijfde en zesde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en artikel 44, vijfde en zesde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  1. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  2. Waz:Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

  3. ZW:Ziektewet;

  4. WW:Werkloosheidswet;

  5. verlof: een tussen de werkgever en de werknemer voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd overeengekomen periode, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht, met uitzondering van verlof als bedoeld in de artikelen 4:2a en 6:3 van de Wet arbeid en zorg;

  6. pensioen of prepensioen: een uit een dienstbetrekking voortvloeiende periodieke uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening, dan wel een uitkering die voorafgaat aan die uitkering of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

  7. loondervingsuitkeringen:

    1. 1°.

      uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet;

    2. 2°.

      uitkeringen op grond van de Ziektewet;

    3. 3°.

      hetgeen wordt genoten op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of de bezoldiging op grond van artikel 76a van de Ziektewet;

    4. 4°.
    5. 5°.

      uitkeringen bij ziekte of werkloosheid op grond van een regeling die geldt voor personen die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, van de Ziektewet onderscheidenlijk artikel 6, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, van de Werkloosheidswet, niet op grond van die wet verzekerd zijn;

    6. 6°.

      een uit een dienstbetrekking voortvloeiende periodieke uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening, dan wel een uitkering die voorafgaat aan die uitkering of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

    7. 7°.

      uitkeringen op grond van de wetgeving van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, of van Nederland ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, een andere Mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie die naar aard en strekking overeenkomen met de uitkeringen, bedoeld onder 1° tot en met 6°;

    8. 8°.

      uitkeringen en inkomensvoorzieningen op grond van de Wet WIA, de WAO, de Waz en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die daarmee naar hun strekking overeenkomen.

Artikel 2

1.

Onder loon als bedoeld in de artikelen 44, tweede lid, van de WAO en 58, tweede lid, van de Waz wordt verstaan het loon in de zin van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de werknemer in de zin van die wet, met uitzondering van:

  1. het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

  2. loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;

  3. de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964.

2.

Onder loon als bedoeld in de artikelen 44, tweede lid, van de WAO en 58, tweede lid, van de Waz, wordt tevens verstaan een van de volgende uitkeringen, indien deze wordt genoten omdat de betrokkene arbeid in dienstbetrekking verricht of heeft verricht:

  1. een uitkering bij ziekte krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b, van de ZW niet op grond van die wet verzekerd zijn;

  2. een uitkering bij ziekte krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

  3. een uitkering bij werkloosheid krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, onderdeel a of b, van de WW, niet op grond van die wet verzekerd zijn;

  4. een uitkering bij werkloosheid krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

  5. een uitkering als bedoeld in de artikelen 6, 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;

  6. een uitkering bij zwangerschap, bevalling, adoptie of pleegzorg krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

3.

Indien de uitkering, bedoeld in het tweede lid, of een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg wegens het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, door toedoen van de betrokkene of in verband met het doormaken van een wachtperiode geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald, wordt voor de vaststelling van het loon gehandeld alsof die uitkering wel volledig is uitbetaald.

4.

Indien betrokkene recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg wegens het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, wordt, vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin de uitkering aanvangt, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het recht ontstond op die uitkering.

5.

Ingeval recht ontstaat op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of van bezoldiging als bedoeld in artikel 76a van de ZW, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin dat recht is ontstaan, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die doorbetaling van loon of bezoldiging. Indien geen recht op doorbetaling van het loon of bezoldiging bestaat door toepassing van artikel 629, derde of negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 76b, eerste tot en met derde lid, van de ZW, wordt het loon of bezoldiging in aanmerking genomen als ware er wel recht op doorbetaling.

6.

Indien recht bestaat op doorbetaling van het loon of bezoldiging die naar aard en strekking overeenkomt met loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of bezoldiging als bedoeld in artikel 76a van de ZW, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin dat recht is ontstaan, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die doorbetaling van loon of bezoldiging. Indien geen recht op doorbetaling van het loon of bezoldiging bestaat op gronden die naar aard en strekking overeenkomen met artikel 629, derde of negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 76b, eerste tot en met derde lid, van de ZW, wordt het loon of bezoldiging in aanmerking genomen als ware er wel recht op doorbetaling.

7.

Indien betrokkene met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin het verlof is aangevangen dan wel waarin het recht ontstond op pensioen of prepensioen, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het verlof is aangevangen dan wel waarin het recht op pensioen of prepensioen ontstond.

8.

Bij de vaststelling van het loon worden het in de relevante aangiftetijdvakken opgebouwde bedrag aan vakantiebijslag en de in die tijdvakken opgebouwde looncomponenten ten behoeve van een arbeidsvoorwaardenbedrag als bedoeld in artikel 1:1 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in aanmerking genomen, waarbij het betaalde bedrag aan vakantiebijslag en de uitbetaalde looncomponenten ten laste van een arbeidsvoorwaardenbedrag in die tijdvakken niet in aanmerking worden genomen.

Artikel 2a

1.

Onder inkomen als bedoeld in de artikelen 44, eerste lid, van de WAO en 58, eerste lid, van de Waz wordt verstaan:

  1. het loon, bedoeld in artikel 2;

  2. de volgende uitkeringen die worden genoten omdat betrokkene anders dan in dienstbetrekking arbeid verricht of heeft verricht:

    1. 1°.

      een uitkering bij ziekte krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b, van de ZW niet op grond van die wet verzekerd zijn;

    2. 2°.

      een uitkering bij ziekte krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

    3. 3°.

      een uitkering bij werkloosheid krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, onderdeel a of b, van de WW, niet op grond van die wet verzekerd zijn;

    4. 4°.

      een uitkering bij werkloosheid krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

    5. 5°.
    6. 6°.

      een uitkering bij zwangerschap, bevalling, adoptie of pleegzorg krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

  3. het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, voor zover de verzekerde niet als werknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet financiering sociale verzekeringen, inkomen verdient, met uitzondering van:

    1. 1°.

      het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

    2. 2°.

      loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;

    3. 3°.
  4. het belastbaar loon of het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 3.3.1, onderscheidenlijk paragraaf 3.4.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en artikel 3.92 van die wet, voor zover de verzekerde geen werknemer is als bedoeld in de artikel 2, eerste lid, of onderdeel b;

  5. de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van die wet en vermeerderd met de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a van die wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van die wet, niet geacht worden te behoren tot de winst;

  6. een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg aan de zelfstandige of de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, onder a en b, van die wet, waaronder mede wordt verstaan een uitkering als bedoeld in artikel 4:2b, zevende lid, of artikel 6:3, zevende lid, van de Wet arbeid en zorg aan die persoon.

2.

Indien een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg die niet wordt genoten in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, door toedoen van de betrokkene of in verband met het doormaken van een wachtperiode geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald, wordt voor de vaststelling van het inkomen gehandeld alsof die uitkering wel volledig is uitbetaald.

3.

Indien de berekening van het resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, of de winst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, leidt tot een negatief bedrag, wordt het resultaat, onderscheidenlijk de winst op nihil gesteld.

4.

Indien betrokkene recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg, wordt, indien deze niet wordt genoten in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, tevens onder inkomen verstaan het inkomen dat laatstelijk werd genoten voor aanvang van de ongeschiktheid tot werken, de werkloosheid of het ontstaan van het recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg.

5.

Indien betrokkene met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt, wordt, indien betrokkene geen werknemer is in de zin van artikel 2, eerste lid, tevens onder inkomen verstaan het inkomen dat laatstelijk werd genoten voor aanvang van dat verlof, pensioen of prepensioen.

6.

Bij de vaststelling van het inkomen wordt het in de relevante aangiftetijdvakken opgebouwde bedrag aan vakantiebijslag en de in die tijdvakken opgebouwde looncomponenten ten behoeve van een arbeidsvoorwaardenbedrag als bedoeld in artikel 1:1 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in aanmerking, waarbij het betaalde bedrag aan vakantiebijslag en de uitbetaalde looncomponenten ten laste van een arbeidsvoorwaardenbedrag in die tijdvakken niet in aanmerking worden genomen.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8a

Artikel 9

Artikel 10