Als energie-investeringen als bedoeld in artikel 3.42, tweede lid, van de wet worden aangewezen: de investeringen in bedrijfsmiddelen of in onderdelen daarvan, opgenomen in bijlage I van deze regeling, mits:
het bedrijfsmiddel of het onderdeel in overeenstemming is met de bestemming voor zover aangegeven in die bijlage, niet eerder is gebruikt en bestaat uit de in die bijlage genoemde bestanddelen; en
– voor zover sprake is van een investering in een voorziening als bedoeld in artikel 1, onderdeel D, onder 2.1.A, letter a, van bijlage 1 van deze regeling – door het bevoegde gezag voor het bedrijfsmiddel of onderdeel daarvan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgegeven ten tijde van de aanmelding, bedoeld in artikel 3.42, zesde lid, van de wet;
– voor zover sprake is van een investering in een of meerdere voorzieningen als bedoeld in bijlage 1 van deze regeling in artikel 1, onderdeel A, onder 1.2.J, onder c, of in artikel 1, onderdeel A, onder 1.2.K, of in artikel 1, onderdeel B, onder 1.2.L, onder c, of in artikel 1, onderdeel B, onder 1.2.M, of in artikel 1, onderdeel B, onder 1.2.O, of in artikel 1, onderdeel D, onder 5.1.A, of in artikel 1, onderdeel D, onder 5.1.B, of in artikel 1, onderdeel D, onder 5.1.E - door het bevoegde gezag voor het bedrijfsmiddel of onderdeel daarvan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgegeven ten tijde van de aanmelding, bedoeld in artikel 3.42, zesde lid, van de wet;
– voor zover sprake is van een investering in een of meerdere voorzieningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel D, onder 2.1.A, letter b, van Bijlage 1 van deze regeling – de belastingplichtige ten tijde van de aanmelding houder is van een SDE-beschikking ter grootte van een bedrag per kWh, dat groter is dan nihil.