Home

Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001

Geldig van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012
Geldig van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012

Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2011 tot 01-01-2012]
[Regeling ingetrokken per 01-01-2029]

Aanhef

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en na overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 3.42, tweede, vijfde en zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001,

Besluit:

Artikel 1

Deze regeling verstaat onder wet: Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 2

1.

Als energie-investeringen als bedoeld in artikel 3.42, tweede lid, van de wet worden aangewezen: de investeringen in bedrijfsmiddelen of in onderdelen daarvan, opgenomen in bijlage I van deze regeling, mits:

  1. het bedrijfsmiddel of het onderdeel in overeenstemming is met de bestemming voor zover aangegeven in die bijlage, niet eerder is gebruikt en bestaat uit de in die bijlage genoemde bestanddelen; en

  2. – voor zover sprake is van een investering in een voorziening als bedoeld in artikel 1, onderdeel D, onder 2.1.A, letter a, van bijlage 1 van deze regeling – door het bevoegde gezag voor het bedrijfsmiddel of onderdeel daarvan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgegeven ten tijde van de aanmelding, bedoeld in artikel 3.42, zesde lid, van de wet;

  3. – voor zover sprake is van een investering in een of meerdere voorzieningen als bedoeld in bijlage 1 van deze regeling in artikel 1, onderdeel A, onder 1.2.J, onder c, of in artikel 1, onderdeel A, onder 1.2.K, of in artikel 1, onderdeel B, onder 1.2.L, onder c, of in artikel 1, onderdeel B, onder 1.2.M, of in artikel 1, onderdeel B, onder 1.2.O, of in artikel 1, onderdeel D, onder 5.1.A, of in artikel 1, onderdeel D, onder 5.1.B, of in artikel 1, onderdeel D, onder 5.1.E - door het bevoegde gezag voor het bedrijfsmiddel of onderdeel daarvan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgegeven ten tijde van de aanmelding, bedoeld in artikel 3.42, zesde lid, van de wet;

  4. – voor zover sprake is van een investering in een of meerdere voorzieningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel D, onder 2.1.A, letter b, van Bijlage 1 van deze regeling – de belastingplichtige ten tijde van de aanmelding houder is van een SDE-beschikking ter grootte van een bedrag per kWh, dat groter is dan nihil.

2.

Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, en van artikel 5, vijfde lid, wordt onder een SDE-beschikking verstaan: een beschikking waarbij een subsidie als bedoeld in artikel 2 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, is verleend.

Artikel 3

1.

De aanmelding bedoeld in artikel 3.42, zesde lid, van de wet van de aangegane verplichtingen of de gemaakte voortbrengingskosten ter zake van een investering als bedoeld in artikel 2 moet binnen een termijn van drie maanden plaats vinden. Deze termijn vangt aan:

  1. met betrekking tot verplichtingen: bij het aangaan van de verplichtingen;

  2. met betrekking tot voortbrengingskosten: bij de aanvang van het kalenderkwartaal volgend op dat waarin de kosten zijn gemaakt of, indien het bedrijfsmiddel of onderdeel ter zake waarvan de kosten zijn gemaakt in het kalenderkwartaal in gebruik is genomen, bij de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel respectievelijk het onderdeel.

2.

Indien artikel 3.52, eerste lid, onderdeel b, van de wet van toepassing vindt, vangt met betrekking tot voortbrengingskosten de termijn aan bij de inwerkingtreding van de ministeriële regeling indien dat leidt tot een aanmelding op een eerder tijdstip dan op grond van het eerste lid.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Bijlage 1. van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001