Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
Besluit 5073884/01/IND
- Versies van huidig besluit
Opschrift
B1. Regulier algemeen
1. Inleiding
In dit hoofdstuk zijn beleidsregels opgenomen in:
paragraaf 2, die gelden voor de aanvrager die verzoekt om erkenning als referent of de al erkende referent. Deze beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 2e en 2f Vw, de artikelen 1.18, 1.19 en 1.22 Vb en de artikelen 1.12, 1.15 VV;
paragraaf 3 ten aanzien van de algemene voorschriften over de aanvraag tot erkenning als referent, de TEV-procedure en de overige verblijfsaanvragen. Deze beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 1, eerste lid, onder h, 1a, 14 en 23 Vw en de artikelen 1.24, 1.25. 1.26, 1.27, 1.29, 1.30, 1.31, 1.32, 3.57, 3.99 en 3.101 Vb;
paragraaf 4 over de afwijzingsgronden van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van artikel 16 Vw en de artikelen 3.71, 3.73, 3.74, 3.75, 3.99 en 3.101 Vb;
paragraaf 5 over de specifieke kenmerken van de verblijfsvergunning. Deze beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 3.4, 3.7, 3.58 en 3.59 Vb;
paragraaf 6 over de gronden van niet verlenging en intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 18 en 19 Vw en de artikelen 3.80 en 3.82 Vb;
paragraaf 7 over de rechtsmiddelen. Deze beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 69 tot en met 79 Vw, 84 tot en met 92 Vw en de Awb;
paragraaf 8 over de bewijsmiddelen. Deze beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 2d en 24a Vw en de artikelen 1.15 en 3.34i VV; en
paragraaf 9 over de handhavingsinstrumenten boete en verhalen van kosten op de referent. Deze beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van artikel 55a Vw en artikel 6.4 Vb.
2. Erkenning als referent
2.1. De erkenning als referent
De VOG
Op grond van artikel 2e, derde lid, Vw junctis artikelen 1.22, aanhef en onder b, Vb en 1.15 VV vraagt de IND een VOG aan degene die om erkenning als referent verzoekt (de aanvrager) als sprake is van één of meer strafrechtelijke antecedenten als genoemd in artikel 1.19 Vb ten aanzien van:
de aanvrager die verzoekt om erkenning als referent; en
de bij de aanvrager om erkenning als referent betrokken (rechts)personen.
Op grond van artikel 2e Vw junctis artikelen 1.18, 1.19, 1.22 Vb en de artikelen 1.12 t/m 1.15 VV wijst de IND de aanvraag tot erkenning als referent af in als:
de aanvrager- als dit is vereist op grond van de Handelsregisterwet 2007 – niet is ingeschreven in het handelsregister;
de aanvrager, die niet inschrijfplichtig is in het handelsregister, niet de in artikel 1.12 VV gevraagde persoonsgegevens van de bij de onderneming of rechtspersoon betrokken bestuurders aan de IND verstrekt;
de aanvrager failliet is, of in surseance van betaling verkeert;
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een negatief advies heeft afgegeven inzake de continuïteit en solvabiliteit van de aanvrager;
de aanvrager, of de bij de aanvrager betrokken (rechts)personen, in het jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning drie keer failliet is verklaard;
de aanvrager in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning fiscale vergrijpboetes op grond van de artikelen 67d, 67e en 67f Algemene wet inzake Rijksbelastingen zijn opgelegd;
de aanvrager in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning drie of meer boetes zijn opgelegd door de IND op grond van artikel 55a Vw;
de aanvrager in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning drie of meer boetes zijn opgelegd door de NLA op grond van artikel 18 juncto 19a van de Wav;
de aanvrager in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning drie of meer boetes zijn opgelegd door de NLA op grond van artikel 18b juncto 18c van de WML;
de aanvrager in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning drie of meer boetes zijn opgelegd op grond van een combinatie van artikel 55a Vw en/of artikel 18 Wav en/of artikel 18b juncto 18c WML;
de aanvrager in de tien jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning is veroordeeld ter zake van mensenhandel/mensensmokkel, strafbaar gesteld in artikel 197a WvSr;
de aanvrager in het kader van uitwisseling in de tien jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning is veroordeeld ter zake van zedendelicten, strafbaar gesteld in artikel 250a WvSr;
de aanvrager feitelijk wordt bestuurd door anderen dan op grond van de gegevens uit het handelsregister mag worden verondersteld; of
de aanvrager desgevraagd geen VOG, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, verstrekt.
Op grond van artikel 2e Vw juncto artikel 1.19 en 1.22 Vb kan de IND de aanvraag tot erkenning als referent afwijzen als:
de aanvrager om erkenning in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning boetes zijn opgelegd op grond van de Vw, Wav en/of WML door de IND of de NLA. Hierbij wegen de volgende elementen mee:
de grondslag van de boete;
de hoogte van de opgelegde boete; en
de vraag of sprake is van meerdere opgelegde boetes.
een erkenning van de referent in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning is ingetrokken.
Ad b.
Van deze bevoegdheid maakt de IND in ieder geval geen gebruik als het een intrekking betreft als bedoeld in artikel 1.15a VV of de intrekking op verzoek van de erkende referent heeft plaatsgevonden, zonder dat zich daarbij een van de gronden als neergelegd in artikel 2g, aanhef en onder a, b, of c, Vw heeft voorgedaan.