Home

Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie

Geldig van 19 april 2023 tot 1 januari 2026
Geldig van 19 april 2023 tot 1 januari 2026

Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 19-04-2023 tot 01-01-2026]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van het kaderbesluit nr. 2005/214/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PbEG L 76) noodzaakt tot het stellen van regels voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties en voorts dat het wenselijk is een algemeen kader op te stellen waarin toekomstige kaderbesluiten inzake de wederzijdse erkenning van einduitspraken kunnen worden geïmplementeerd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. (begripsbepalingen)

In deze wet wordt verstaan onder:

  1. rechterlijke uitspraak: een onherroepelijke beslissing van een rechter wegens een strafbaar feit;

  2. beschikking: een onherroepelijke beslissing van een bestuurlijke autoriteit wegens een strafbaar feit of een feit dat wordt bestraft als vergrijp tegen de voorschriften betreffende de orde, voor zover tegen de beslissing beroep op een met name in strafzaken bevoegde rechter is opengesteld;

  3. uitvaardigende lidstaat: lidstaat van de Europese Unie waarin een rechterlijke uitspraak of beschikking is gewezen;

  4. uitvoerende lidstaat: lidstaat van de Europese Unie waaraan een rechterlijke uitspraak of beschikking met het oog op tenuitvoerlegging is of wordt toegezonden;

  5. sanctie: een bij rechterlijke uitspraak of beschikking opgelegde straf of maatregel;

  6. geldelijke sanctie: sanctie houdende de verplichting tot betaling van:

    1. 1°.

      een geldboete;

    2. 2°.

      een geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer van het strafbare feit, voor zover deze verplichting is opgelegd door de strafrechter;

    3. 3°.

      een geldbedrag voor een schadefonds of instelling ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten voor zover deze verplichting is opgelegd bij rechterlijke uitspraak of beschikking;

    4. 4°.

      proceskosten.

  7. voorwerpen: alle zaken en alle vermogensrechten ten aanzien waarvan de rechter van de uitvaardigende lidstaat heeft beslist dat zij:

    1. 1°.

      de opbrengst zijn van een strafbaar feit dan wel met de gehele of gedeeltelijke waarde van die opbrengst overeenstemmen, of

    2. 2°.

      een hulpmiddel voor dat strafbaar feit vormen, of

    3. 3°.

      vatbaar zijn voor confiscatie door de toepassing, in de uitvaardigende lidstaat, van een van de verruimde confiscatiebevoegdheden in de zin van artikel 3, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen (PbEU L 68 van 15 maart 2005), of

    4. 4°.

      vatbaar zijn voor confiscatie op grond van andere rechtsvoorschriften van de uitvaardigende lidstaat betreffende verruimde confiscatiebevoegdheden;

  8. opbrengst: elk economisch voordeel dat uit strafbare feiten is verkregen. Dit kunnen alle voorwerpen zijn;

  9. hulpmiddelen: alle voorwerpen die op enigerlei wijze, geheel of gedeeltelijk, zijn gebruikt of bestemd om te worden gebruikt om één of meer strafbare feiten te begaan;

  10. cultuurgoederen: cultuurgoederen als bedoeld in artikel 3:86a, eerste lid, BW;

  11. beslissing, houdende een geldelijke sanctie: een rechterlijke uitspraak of een beschikking, waarbij een geldelijke sanctie als bedoeld in onderdeel f van dit artikel is opgelegd;

  12. beslissing tot confiscatie: een rechterlijke uitspraak die leidt tot het blijvend ontnemen van een voorwerp;

  13. veroordeelde: degene aan wie een sanctie is opgelegd;

  14. officier van justitie: de ingevolge de artikelen 4 en 5 bevoegde officier van justitie;

  15. Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

  16. Verordening 2018/1805: Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1);

  17. confiscatiebevel: bevel als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van Verordening 2018/1805;

  18. uitvaardigende autoriteit: autoriteit, bedoeld in artikel 2, onderdeel 8, subonderdeel b, van Verordening 2018/1805;

  19. uitvoerende autoriteit: autoriteit, bedoeld in artikel 2, onderdeel 9, van Verordening 2018/1805.

Artikel 2. (beginsel wederzijdse erkenning buitenlandse sancties)

Rechterlijke uitspraken en beschikkingen gewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie en aan Nederland gezonden worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet in Nederland erkend en ten uitvoer gelegd.

Artikel 3. (beginsel erkenning Nederlandse sancties)

Artikel 4. (bevoegde autoriteiten inkomend)

Artikel 5. (bevoegde autoriteiten uitgaand)

Artikel 6. (voor erkenning en tenuitvoerlegging vatbare sancties)

Artikel 7. (toezending aan bevoegde autoriteit)

Artikel 8. (wisselkoers)

Artikel 9. (voltooiing en beëindiging van tenuitvoerlegging)

Artikel 10. (vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging in een andere lidstaat)

Hoofdstuk II. Beslissingen, houdende een geldelijke sanctie

Afdeling 1. Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen, houdende een geldelijke sanctie

Artikel 11. (erkenning en tenuitvoerlegging)

Artikel 12. (verlaging van het verschuldigde bedrag)

Artikel 13. (verplichte weigeringsgronden)

Artikel 13a. (aanvullende verplichte weigeringsgrond)

Artikel 14. (facultatieve weigeringsgronden)

Artikel 14a. (mededeling)

Artikel 15. (rechtsmiddelen)

Artikel 16. (vervangende hechtenis)

Afdeling 2. Erkenning en tenuitvoerlegging van Nederlandse beslissingen, houdende een geldelijke sanctie

Artikel 17. (toezending stukken)

Artikel 18. (recht op tenuitvoerlegging)

Artikel 19. (kennisgeving vrijwillige betaling)

Artikel 20. (uitkering slachtoffer)

Artikel 21. (kennisgeving staking tenuitvoerlegging)

Hoofdstuk III. Confiscatie

Afdeling 1. Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen tot confiscatie

Artikel 22. (erkenning en tenuitvoerlegging)

Artikel 23. (samenloop)

Artikel 24. (verplichte weigeringsgronden)

Artikel 24a. (aanvullende verplichte weigeringsgrond)

Artikel 25. (facultatieve weigeringsgronden)

Artikel 26. (opschorting)

Artikel 27. (rechtsmiddelen)

Artikel 28. (verdeling van geconfisqueerde voorwerpen)

Artikel 29. (mededelingen)

Artikel 30. (inbeslagneming)

Afdeling 2. Erkenning en tenuitvoerlegging van Nederlandse beslissingen tot confiscatie

Artikel 31. (toezending stukken)

Artikel 32. (recht van tenuitvoerlegging)

Artikel 33. (mededelingen)

Afdeling 3. Confiscatiebevelen op grond van Verordening 2018/1805

Artikel 34. (toepassingsbereik)

Artikel 35. (erkenning en tenuitvoerlegging confiscatiebevel)

Artikel 36. (weigeringsgronden)

Artikel 37. (prioritering)

Artikel 38. (beslag ten behoeve van tenuitvoerlegging)

Artikel 39. (rechtsmiddelen erkenning en tenuitvoerlegging confiscatiebevel)

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 40. (kosten)

Artikel 41. (baten)

Artikel 42. (betekening)

Artikel 43. (gratie)

Artikel 44