Besluit Bestuurlijke Boeten Dienst Toeslagen
Besluit Bestuurlijke Boeten Dienst Toeslagen
Besluit BLKB2014/396M
- Voorafgaande besluiten
- BLKB2012/1844M
- Versies van huidig besluit
Opschrift
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit betreft een wijziging van het besluit van 5 december 2012, nr. BLKB2012/1844M, Stcrt. 2012, nr. 25939 (Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Toeslagen) in verband met de inwerkingtreding per 1 januari 2014 van de wet Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en de fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit). Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het boetebeleid scherper tot uitdrukking te brengen in welke gevallen een verzuimboete wordt belopen. Dit beleid ziet zowel op overtredingen van belanghebbenden, niet zijnde kinderopvangorganisaties, als op overtredingen van kinderopvangorganisaties.
In dit besluit worden beleidsregels gegeven die gelden bij het opleggen van bestuurlijke boeten door de Belastingdienst/Toeslagen op grond van de artikelen 40 tot en met 42 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir).
§ 1. Algemene bepalingen
Bij het opleggen van bestuurlijke boeten op grond van § 6 van hoofdstuk 2 van de Awir zijn, naast de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen die in de artikelen 40, tweede lid, en 41, vierde lid, van de Awir worden genoemd, de voorschriften van hoofdstuk 3 en de titels 5.1 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing, voor zover in de Awir geen afwijkende regeling is opgenomen.
Bij het opleggen van een bestuurlijke boete is Hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) van overeenkomstige toepassing.
Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 20 december 2019, nr. 2019-26315 (Stcrt. 2019, 66188). De wijziging betrof de paragrafen 1, 3, 4 en 4a. Het betrof de verwerking van enkele noodzakelijke actualisaties.
§ 1a. Definities
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder kinderopvangorganisatie; kindercentrum en gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid van de Wet kinderopvang:
Staffel; de staffel die als bijlage bij dit besluit is gepubliceerd.
§ 2. Algemene bepalingen inzake grove schuld en opzet
Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Daarbij kan gedacht worden aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat een te hoog bedrag aan tegemoetkoming zou kunnen worden toegekend.
Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijke opzet. Onder voorwaardelijke opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat de beboetbare gedraging wordt begaan.
Dienst Toeslagen dient de aanwezigheid van opzet of grove schuld te stellen en te bewijzen. Dienst Toeslagen kan zich voor het bewijs van opzet of grove schuld baseren op door hem gestelde, en door belanghebbende niet of niet voldoende ontzenuwde vermoedens die gebaseerd zijn op feiten.
Als slechts een gedeelte van het teruggevorderde bedrag door opzet of grove schuld van belanghebbende, niet zijnde een kinderopvangorganisatie te veel is ontvangen, berekent Dienst Toeslagen de boete over dat – naar evenredigheid bepaalde – gedeelte.
Het vierde lid vindt overeenkomstige toepassing als meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.