Besluit Fiscaal Bestuursrecht
Besluit Fiscaal Bestuursrecht
Besluit 2017-1209
- Voorafgaande besluiten
- BLKB2016/19
- Opvolgende besluiten
- 2021-9584, 2023-24452
- Versies van huidig besluit
Opschrift
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het Besluit fiscaal bestuursrecht van 15 februari 2016 nr. BLKB2016/19, Stcrt. 9680 . Naast enkele redactionele wijzigingen is het beleid op punten verduidelijkt en zijn enkele onderwerpen toegevoegd.
1. Inleiding
In dit besluit heb ik mijn beleid dat ziet op het fiscale bestuursrecht neergelegd. Ook wordt aandacht besteed aan enkele civielrechtelijke aspecten. Dit besluit bevat enkele goedkeuringen met toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule (zie artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Naast actualisering van teksten en verwijzingen en redactionele wijzigingen is het volgende toegevoegd of aangepast ten opzichte van het besluit van 15 februari 2016, nr. BLKB2016/19:
Paragraaf 3 inzake vooroverleg is verduidelijkt en uitgebreid met specifieke regels voor vooroverleg inzake grensoverschrijdende rulings met de Belastingdienst.
In Paragraaf 10, vijfde lid is benadrukt dat de inspecteur ook bij bezwaar tegen eigen aangifte kan volstaan met één bezwaar als er sprake is van ongewijzigde situaties over meerdere tijdvakken.
Paragraaf 24 inzake de geheimhoudingsplicht is nieuw en bevat richtlijnen over een aantal bijzondere onderwerpen op het gebied van het strafrecht en het civiele recht. Aan de orde komen onder meer het afleggen van getuigenverklaringen, de aangifte van strafbare feiten en het verstrekken van informatie aan opsporingsdiensten door medewerkers van de Belastingdienst. In deze paragraaf is tevens een ontheffing van de geheimhoudingplicht opgenomen ten aanzien van bepaalde gegevens die de Belastingdienst internationaal deelt in het kader van de verplichte uitwisseling van informatie over rulings. De aanvrager van de ruling kan hiermee de aard van de te delen gegevens controleren.
In Paragraaf 27 is de FIOD toegevoegd als organisatieonderdeel voor de toepassing van het beleid inzake schade- en kostenvergoeding. Hiermee is geen wijziging van het beleid beoogd.
Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 16 december 2020, nr. 2020-0000027173, (Stcrt. 2020, 66541). De wijziging bevat een verbod op het opnemen van een geheimhoudingsverplichting in een vaststellingsovereenkomst. Op de inhoud daarvan is de wettelijke geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) van toepassing. Deze bepaling dekt alle door de wetgever beoogde situaties en mag in een vaststellingsovereenkomst niet worden beperkt of opgerekt. De inspecteur of de ontvanger doet geen beroep op bestaande afspraken over geheimhouding, gesloten voor 2 december 2020 of in de aanloop naar publicatie van dit besluit, voor zover deze verder gaan dan de wettelijke geheimhoudingsplicht.
1.1. Gebruikte afkortingen
IW 1990 Invorderingswet 1990
Website Belastingdienst www.belastingdienst.nl
Vpb Vennootschapsbelasting
2. Beleidsregels ( artikel 1:3, lid 4, Awb )
Het fiscale uitvoeringsbeleid is de uitleg van het recht die door of namens de staatssecretaris is vastgelegd in beleidsregels volgens artikel 1:3, vierde lid, van de Awb. Deze beleidsregels hebben generieke werking. Ze gelden voor alle belanghebbenden in gelijke omstandigheden. In het gangbare spraakgebruik is de publicatie van deze fiscale beleidsregels een ‘beleidsbesluit”. De publicatie van de beleidsbesluiten vindt plaats met het oog op de rechtszekerheid. Een beleidsbesluit wordt gelijktijdig binnen en buiten de Belastingdienst kenbaar. De Belastingdienst past deze besluiten in verband met de rechtsgelijkheid landelijk uniform toe.
Het uitgangspunt is dat de uitleg van het recht naar aanleiding van een rechtsvraag wordt vastgelegd in een beleidsbesluit met generieke werking.
Een beleidsregel in een beleidsbesluit is het gevolg van een rechtsvraag. Een rechtsvraag is een individuele vraag die:
in het Belastingdienstbrede toezichtproces opkomt, en
waarop in wet, jurisprudentie en eerder vastgesteld uitvoeringsbeleid geen duidelijk en eenduidig antwoord is te vinden, en
waarbij het antwoord gevolgen kan hebben voor andere gevallen (precedentwerking) en daarom is op te vatten als nieuw beleid.
Heffing, inning, controle, vooroverleg en de behandeling van bezwaarschriften zijn de meest voorkomende voorbeelden van processen waarin rechtsvragen kunnen opkomen.
Als de inspecteur1 wordt geconfronteerd met een rechtsvraag dan legt hij deze vraag via de daarvoor voorgeschreven procedure voor aan een zogenoemde kennisgroep op het gebied van de rechtstoepassing. De inspecteur neemt het standpunt van de kennisgroep over. Deze interne procedure doet niet af aan de exclusieve verantwoordelijkheid van de inspecteur voor de tijdige beantwoording van, en het beslissen op, deze rechtsvraag.
In het algemeen vindt generieke vastlegging van de uitleg van het recht plaats in de vorm van een concept beleidsbesluit binnen zes weken nadat de inspecteur die de desbetreffende rechtsvraag behandelt, de uitleg voor zijn individuele geval van de kennisgroep heeft ontvangen.
In sommige gevallen maakt de complexiteit en/of noodzakelijke afstemming met Europese instanties het niet mogelijk binnen zes weken een kwalitatief volwaardig conceptbesluit te redigeren. Het streven is dan wel binnen dezelfde termijn kenbaar te maken, zowel binnen als buiten de Belastingdienst, welke casuïstiek onderhanden is waarover nog geen beleidsbesluit kan worden vastgesteld.
Behoudens bijzondere omstandigheden legt de Belastingdienst conceptbesluiten ter beoordeling voor aan vertegenwoordigers van belastingadviseurs en het bedrijfsleven. Over de hierbij te volgen procedure zijn met de vertegenwoordigers afspraken gemaakt.
Om de mogelijkheden van nieuw fiscaal uitvoeringsbeleid te verkennen en mogelijk breder spelende rechtsvragen zo vroeg mogelijk te onderkennen, voert de Belastingdienst periodiek overleg met vertegenwoordigers van de belastingadviespraktijk. Naast de rechtsvragen uit het toezichtproces kan ook dit overleg tot nieuw fiscaal uitvoeringsbeleid leiden. Daarnaast kunnen ook onder meer antwoorden op Kamervragen, toepassingen van de hardheidsclausule en beslissingen ter voorkoming van dubbele belasting aanleiding zijn voor het vaststellen van fiscaal uitvoeringsbeleid.