De belastingplichtige heeft als gevolg van de uitbraak van het coronavirus een terugval in arbeidsinkomen, bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 20015, van ten minste 20% over een periode van drie aaneengesloten kalendermaanden of verwacht deze redelijkerwijs te hebben, waarbij:
de periode van drie aaneengesloten kalendermaanden moet aanvangen in het tijdvak vanaf 1 maart 2020 tot en met 1 juli 2021;
om te bepalen of sprake is van een terugval van ten minste 20% het arbeidsinkomen uit de periode onder 1 wordt vergeleken met:
- −
¼ deel van het totale arbeidsinkomen over 2019; of
- −
het arbeidsinkomen in het tijdvak 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020; en
- −