De belastingplichtige heeft als gevolg van de uitbraak van het coronavirus een terugval in arbeidsinkomen, bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 20017, van ten minste 20% over een periode van drie aaneengesloten kalendermaanden of verwacht deze redelijkerwijs te hebben, waarbij:
de periode van drie aaneengesloten kalendermaanden moet aanvangen in het tijdvak vanaf 1 maart 2020 tot en met 1 januari 2022;
om te bepalen of sprake is van een terugval van ten minste 20% het arbeidsinkomen uit de periode onder 1 wordt vergeleken met:
¼ deel van het totale arbeidsinkomen over 2019; of
het arbeidsinkomen in het tijdvak 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020; en