Vennootschapsbelasting, zuivere splitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Vennootschapsbelasting, zuivere splitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Besluit 2022-188573
- Voorafgaande besluiten
- 2021-7915
- Versies van huidig besluit
Opschrift
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit bevat het beleid voor de zuivere splitsing in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 28 april 2021, nr. 2021-7915, Staatscourant 2021, 22883 . Gewijzigd is het volgende. Standaardvoorwaarde 8 met betrekking tot verliesverrekening is aangepast aan de kort gezegd met ingang van 2022 geldende wettelijke beperking van de verrekening. De goedkeuring van paragraaf 5 met betrekking tot aanspraken van de splitsende rechtspersoon zoals verliesverrekening, is uitgebreid met de aanspraak op voortwenteling van voorheffingen. Standaardvoorwaarde 10a is toegevoegd en regelt de voortwenteling van voorheffingen over het splitsingstijdstip.
1. Inleiding
De splitsing waarbij de splitsende rechtspersoon ophoudt te bestaan, wordt geacht een overdracht te zijn (artikel 14a, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969). In eenvoudige gevallen geldt voor de winst die daardoor wordt behaald een faciliteit direct op grond van de wet (artikel 14a, tweede lid). In andere gevallen kan ik de inspecteur toestaan onder het stellen van voorwaarden een faciliteit te verlenen (artikel 14a, derde lid).
In de paragrafen 2 tot en met 6 van dit besluit staat mijn beleid voor de toepassing van artikel 14a. Hier wordt onder andere ingegaan op de voorwaarden die in het algemeen worden gesteld bij de toepassing van artikel 14a, derde lid. Deze voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 1 van dit besluit. Met nadruk wijs ik erop dat het algemene karakter van de voorwaarden meebrengt dat de voorwaarden worden gewijzigd of aangevuld al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval.
In paragraaf 7 wordt onder andere een algemene toestemming verleend aan de inspecteur tot het afdoen van bepaalde verzoeken om toepassing van artikel 14a, derde lid. Paragraaf 7 bevat verder instructies voor de afdoening van verzoeken die wel en die niet onder de algemene toestemming vallen.
In paragraaf 8 is het beleid opgenomen voor te laat ingediende verzoeken om toepassing van artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
In paragraaf 9 geef ik aan welk besluit is ingetrokken.
Paragraaf 10 geeft tot slot aan met ingang van welke datum dit besluit in werking treedt.
De goedkeuringen opgenomen in dit besluit zijn gebaseerd op de bevoegdheid mij verleend in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen
Bvdb 2001: Besluit voorkoming dubbele belasting 2001
BW: Burgerlijk Wetboek
Wet Vpb 1969: Wet op de vennootschapsbelasting 1969
zuivere splitsing: een splitsing waarbij de splitsende rechtspersoon ophoudt te bestaan als bedoeld in artikel 14a Wet Vpb 1969
splitsende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van een zuivere splitsing zijn vermogensbestanddelen overdraagt
verkrijgende rechtspersoon: een rechtspersoon die in het kader van een zuivere splitsing vermogensbestanddelen verkrijgt, dan wel de fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 Wet Vpb 1969 waartoe deze rechtspersoon behoort bij de splitsing betrokken rechtspersonen: de splitsende rechtspersoon, dan wel een verkrijgende rechtspersoon
onderneming: de vermogensbestanddelen met de daarbij eventueel behorende activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon
splitsingstijdstip: het tijdstip met ingang waarvan de overgedragen vermogensbestanddelen worden geacht rechtstreeks voor rekening en risico van de verkrijgende rechtspersonen te komen
2. Systematiek van de regeling
Voor de vennootschapsbelasting behelst de zuivere splitsing een overdracht van vermogensbestanddelen van de splitsende rechtspersoon naar de verkrijgende rechtspersonen (artikel 14a, eerste lid, Wet Vpb 1969). De splitsende rechtspersoon houdt van rechtswege op te bestaan en wordt geacht zijn onderneming te hebben gestaakt. De splitsende rechtspersoon zal daarom moeten afrekenen op grond van artikel 15d Wet Vpb 1969. Omdat er fiscaalrechtelijk sprake is van een overdracht, zal in dit besluit en in de voorwaarden zo veel mogelijk de term overdracht en niet de term overgang worden gebruikt.
In artikel 14a, tweede lid, Wet Vpb 1969 is bepaald dat de splitsende rechtspersoon de als gevolg van het eerste lid behaalde winst niet in aanmerking hoeft te nemen, als aan de volgende drie vereisten wordt voldaan:
voor het bepalen van de winst van de bij de zuivere splitsing betrokken rechtspersonen zijn dezelfde bepalingen van toepassing; en
geen van de bij de zuivere splitsing betrokken rechtspersonen heeft aanspraak op voorwaartse verrekening van verliezen op de voet van artikel 20 Wet Vpb 1969, op vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van buitenlandse resultaten, op toepassing van de innovatiebox, op voortwenteling van een saldo aan renten op de voet van artikel 15b, op toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten, op toepassing van de deelnemingsverrekening, op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of op voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid, Wet Vpb 1969; en
de latere heffing is verzekerd.
Als aan deze cumulatieve vereisten wordt voldaan en door het tweede lid de winst buiten aanmerking wordt gelaten, treden de verkrijgende rechtspersonen met betrekking tot al hetgeen in het kader van de zuivere splitsing is verkregen in de plaats van de splitsende rechtspersoon.
Als niet aan de vereisten van het tweede lid wordt voldaan, biedt het derde lid de mogelijkheid de winst buiten aanmerking te laten. Hiervoor moeten de splitsende rechtspersoon en de verkrijgende rechtspersonen vóór de civielrechtelijke splitsing een gezamenlijk verzoek indienen bij de inspecteur. Als het verzoek wordt ingewilligd, worden hieraan voorwaarden verbonden. De inspecteur beslist op het verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Ook in deze situatie treden de verkrijgende rechtspersonen bij inwilliging van het verzoek met betrekking tot al hetgeen in het kader van de splitsing is verkregen in de plaats van de splitsende rechtspersoon, voor zover nadere voorwaarden hierop geen inbreuk maken. De voorwaarden die door mij in het algemeen hierbij worden gesteld, worden toegelicht in paragraaf 6.
De faciliteit van het tweede en derde lid geldt niet voor elke overgang onder algemene titel in het kader van een splitsing. Zo geldt de beperking dat de splitsende en de verkrijgende rechtspersonen zijn gevestigd in Nederland, of in de zin van artikel 3.55, vijfde lid, van de Wet IB 2001 zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of een bij ministeriële regeling aangewezen staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (artikel 14a, elfde lid, Wet Vpb 1969). De fictieve vestigingsplaats van artikel 2, vijfde lid, Wet Vpb 1969 vindt hierbij geen toepassing.
Voor de volledigheid merk ik hier nog op dat ook bij een zuivere splitsing met een buiten Nederland gevestigde verkrijgende rechtspersoon voldaan kan zijn aan de vereisten van het tweede lid. Wel zal zich bij een buiten Nederland gevestigde verkrijger regelmatig de situatie voordoen dat het overgedragen vermogen bij de buitenlandse verkrijger geheel of gedeeltelijk niet is onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. Heffing is dan niet verzekerd en een faciliteit is dan alleen mogelijk met toepassing van 14a, derde lid, Wet Vpb 1969.
Krachtens het zesde lid wordt de faciliteit van het tweede en derde lid van artikel 14a Wet Vpb 1969 niet verleend als de zuivere splitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstel van belastingheffing. Zie in dit verband paragraaf 3.3.