Op deze regeling zijn de artikelen 4:35, 4:37 tot en met 4:39, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Regeling specifieke uitkering COVID-19-vaccinatie
Regeling specifieke uitkering COVID-19-vaccinatie
Besluit 3608755-1047372-PDCV
- Voorafgaande besluiten
- 2019-7277
Opschrift
Aanhef
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Besluit:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
COVID-19-vaccinatieprogramma: een door de minister met de GGD’en afgestemde hoeveelheid aan COVID-19-vaccinaties die wekelijks voor bepaalde doelgroepen beschikbaar moet zijn;
dienst van algemeen economisch belang: dienst als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
Gezondheidsraad: de Gezondheidsraad, genoemd in artikel 21 van de Gezondheidswet;
GGD: gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;
infrastructuur: voorzieningen benodigd voor het kunnen aanbieden, uitvoeren en registreren van COVID-19-vaccinaties;
Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport genoemd in artikel 2 van de Wet op het RIVM;
SiSa: Single information, Single audit, eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole als wijze waarop provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen zich jaarlijks verantwoorden over de besteding van specifieke uitkeringen of provinciale middelen;
uitkering: een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.
Artikel 2. Toepasselijkheid Awb en Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing met uitzondering van de artikelen 5.1, 5.2, 5.4 en 5.7.
Artikel 3. Uitkering COVID-19-vaccinatie
De minister verstrekt per GGD een uitkering voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025 voor het toedienen van COVID-19-vaccinaties in het kader van het COVID-19-vaccinatieprogramma.
De GGD kan de infrastructuur die specifiek voor COVID-19-vaccinaties is opgebouwd, in de periode van 1 september 2025 tot en met 31 december 2025 inzetten voor andere activiteiten, voor zover het activiteiten zijn die vallen onder de algemene infectieziektebestrijding op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid.
De hoogte van de uitkering wordt bepaald op basis van een vast bedrag per toegediende vaccinatie ter hoogte van € 25,89.
Indien de kostprijs van een GGD voor het toedienen van een COVID-19-vaccinatie hoger ligt dan het in het eerste lid genoemde bedrag, ontvangt de desbetreffende GGD een aanvullende uitkering van ten hoogste het bedrag zoals genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage bij deze regeling.
De uitkering per GGD voor het toedienen van COVID-19-vaccinaties bedraagt ten hoogste het bedrag zoals genoemd in de vijfde kolom van de tabel in de bijlage bij deze regeling.