het met goed gevolg hebben afgesloten van een beroepsopleiding of een onderdeel daarvan als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, of
Wet bemanning zeeschepen
Wet bemanning zeeschepen
Opschrift
Aanhef
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de bepalingen ten aanzien van het bemannen van zeeschepen in de Wet zeevarenden te herzien en te moderniseren met het oogmerk de veiligheid van zeeschepen en de scheepvaart verder te bevorderen, het welzijn van de zeevarenden aan boord te waarborgen en ter uitvoering van het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144), het op 7 juli 1995 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen van de Internationale Maritieme Organisatie (Trb. 2013, 218), het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93), het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en de daarmee samenhangende Europese richtlijnen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport: door Onze Minister aangewezen ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport;
bekwaamheidsbewijs: geldig document, anders dan een vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven aan een zeevarende, waaruit blijkt dat een door Onze Minister erkende training met goed gevolg is afgesloten waarmee wordt voldaan aan een of meer beroepseisen;
bemanning: kapitein, de officieren, de gezellen en de overige zeevarenden;
bemanningscertificaat: door Onze Minister afgegeven certificaat, houdende het minimumaantal bemanningsleden met hun functies aan boord van het betrokken zeeschip;
bemanningslijst: bij het FAL-verdrag ingevoerde standaardverklaring die informatie bevat die betrekking heeft op de bemanningssamenstelling van een zeeschip;
bemanningsplan: voorstel van de scheepsbeheerder, houdende het aantal bemanningsleden met hun functies aan boord waarmee de scheepsbeheerder het betrokken zeeschip minimaal wenst te bemannen;
beroepseisen: krachtens deze wet gestelde eisen ten aanzien van de kennis, de vaardigheden, de diensttijd en de leeftijd voor een functie aan boord of voor werkzaamheden waarop deze wet van toepassing is;
C188-verdrag: het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152);
Caribisch-Nederlands zeeschip: zeeschip dat op grond van de Vaartuigenwet 1930 BES is geregistreerd in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius of Saba;
certificaat maritieme arbeid: certificaat, bedoeld in voorschrift 5.1.3, derde lid, van het MLC-verdrag;
diensttijd: dienstdoen aan boord van een zeeschip voor zover van belang voor de afgifte of vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een andere kwalificatie;
FAL-verdrag: op 9 april 1965 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (Trb. 1966, 162);
geneeskundige verklaring zeevaart: verklaring als bedoeld in artikel 31, eerste lid;
GT: maateenheid brutotonnage waarin de totale inhoud van een zeeschip, vastgesteld overeenkomstig het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122), wordt uitgedrukt;
gezel: lid van de bemanning, anders dan de kapitein of een officier die een functie uitoefent genoemd in het STCW-verdrag of STCW F-verdrag;
IMO-nummer: scheepsidentificatienummer, bedoeld in voorschrift XI-1/3 van het SOLAS-verdrag;
kapitein: gezagvoerder van een zeeschip;
kennisbewijs: bewijs van:
- 1°
- 2°
het met goed gevolg hebben afgelegd van het afsluitend examen van een opleiding of een tentamen van een tot die opleiding behorende onderwijseenheid als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
- 1°
koud opgelegd zeeschip: zeeschip zonder vaste bemanning dat gedurende langere tijd niet wordt geëxploiteerd;
maand: een kalendermaand of 30 dagen samengesteld uit perioden van minder dan een maand;
MLC-verdrag: op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen en aanhangselen;
monsterboekje: door Onze Minister of een bevoegde buitenlandse maritieme autoriteit afgegeven document uitgereikt aan een zeevarende dat een overzicht bevat van zijn functie en opgedane diensttijd aan boord van een of meer schepen als bedoeld in het STCW-verdrag, het STCW F-verdrag, norm A2.1 van het MLC-verdrag of norm 3.10 van het FAL-verdrag;
Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
officier: lid van de bemanning, niet zijnde de kapitein, die als zodanig is aangewezen bij of krachtens deze wet;
opvarende: eenieder die zich gedurende de vaart aan boord van het zeeschip bevindt;
pleziervaartuig: zeeschip dat uitsluitend bestemd is of gebruikt wordt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding, voor zover geen vergoeding wordt betaald voor het vervoer van passagiers;
richtlijn (EU) 2022/993: Richtlijn (EU)2022/993 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2022 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEU 2022, L 169);
richtlijn 92/29/EEG: Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PbEG 1992, L 113);
richtlijn 2009/13/EG: Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PbEU 2009, L 124);
richtlijn (EU) 2017/ 159: Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25);
scheepsbeheerder: eigenaar of de rompbevrachter van een zeeschip, of een vennootschap als bedoeld in artikel 194a van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het zeeschip heeft overgedragen, of indien het een vissersvaartuig betreft, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vissersvaartuig heeft overgedragen;
scheepslengte: tenzij anders bepaald, 96 procent van de totale lengte op een waterlijn op 85 procent van de kleinste holte gemeten vanaf de kiellijn, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is; bij vissersvaartuigen die met een stuurlast ontworpen zijn, moet de waterlijn waarop deze lengte gemeten wordt, evenwijdig aan de ontwerplastlijn worden genomen;
schipper: kapitein van een vissersvaartuig;
schriftelijk bewijs: bewijs, anders dan een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs, dat door een zeevarende aan een beroepseis is voldaan;
SCV-code: de in februari 2001 onder auspiciën van de IMO opgestelde en bij circulaire SLS.14/Circ.396, als voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende equivalente regeling, aangemelde Code voor de veiligheid van kleine commerciële schepen waarmee reizen worden ondernomen in het Caribisch gebied (Code of Safety for Small Commercial Vessels operating in the Caribbean);
SOLAS-verdrag: op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;
STCW-verdrag: op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en de bij dat verdrag behorende bindende bijlagen;
STCW F-verdrag: op 7 juli 1995 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen van de Internationale Maritieme Organisatie (Trb. 2013, 218);
tuchtcollege: tuchtcollege voor de scheepvaart als bedoeld in artikel 41;
vaarbevoegdheidsbewijs: geldig document afgegeven door Onze Minister waaruit de bevoegdheid blijkt om in een of meer functies, waarvoor bij of krachtens deze wet beroepseisen zijn gesteld, aan boord van een zeeschip dienst te doen;
verklaring naleving maritieme arbeid: verklaring als bedoeld in norm A 5.1.3, tiende lid, van het MLC-verdrag, bestaande uit deel I en deel II;
verwerking van persoonsgegevens: het verwerken van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, onderdelen 1 en 2, van de Algemene verordening gegevensbescherming;
visser: zeevarende werkzaam op een vissersvaartuig;
vissersvaartuig: zeeschip dat bestemd is of gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vangen van vis of van andere levende rijkdommen van de zee;
visserij-arbeidscertificaat: document als bedoeld in artikel 41 van het C188-verdrag;
zeeschip: schip dat op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren;
zeevarende: natuurlijke persoon die in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een zeeschip;
zeilschip: zeeschip dat bestemd en ingericht is om hoofdzakelijk door middel van zeilen te worden voortbewogen;
zeilvaart: bedrijfsmatige vaart met zeilschepen op zee.
Artikel 2. Reikwijdte en uitzonderingen
Het bepaalde bij of krachtens deze wet is van toepassing ten aanzien van zeeschepen, voor zover ten aanzien van vissersvaartuigen niet anders is bepaald en, in de bij of krachtens deze wet aangewezen gevallen, op Caribisch-Nederlandse zeeschepen.
Deze wet is niet van toepassing ten aanzien van:
zeeschepen die uitsluitend varen op Nederlandse binnenwateren of gebieden waar Nederlandse havenvoorschriften gelden;
zeeschepen zonder vaste bemanning die niet van middelen tot werktuiglijke voortstuwing zijn voorzien;
koud opgelegde zeeschepen;
oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen in gebruik voor de uitvoering van de militaire taak;
reddingsvaartuigen; en
pleziervaartuigen.
Bij ministeriële regeling kunnen na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden categorieën van zeeschepen worden aangewezen waarop het bepaalde bij of krachtens deze wet geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is als bedoeld in artikel III van het STCW-verdrag en artikel II, vijfde lid, van het MLC-verdrag.
Voor de toepassing van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld en kan nader worden bepaald welke categorieën van zeeschepen in ieder geval vallen onder de in het derde lid bedoelde uitzonderingen.
Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6, en 35 tot en met 40 is niet van toepassing op niet commercieel gebruikte zeeschepen.
Bij ministeriële regeling kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, voor categorieën zeeschepen van minder dan 200 GT die geen internationale reizen maken, worden bepaald dat van het bepaalde bij of krachtens deze wet onder daarbij te stellen regels vrijstelling wordt verleend indien deze niet praktisch uitvoerbaar of onredelijk zijn, als bedoeld in artikel II, zesde lid, van het MLC-verdrag.
Bij ministeriële regeling kunnen, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, categorieën van personen worden aangewezen die in afwijking van artikel 1 niet worden aangemerkt als zeevarenden, als bedoeld in artikel II, derde lid, van het MLC-verdrag.