de voorkoming van dubbele schenk- en erfbelasting; en
Schenk- en erfbelasting, internationale aspecten
Schenk- en erfbelasting, internationale aspecten
Besluit 2024-18281
- Voorafgaande besluiten
- BLKB/2013M/1870M, DGB2010/878M, CPP2005/1649M, CPP2005/2546M, VB96/1317
- Versies van huidig besluit
Opschrift
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 15 oktober 2014, nr. BLKB2013M/1870M en bevat het beleid over voorkoming van dubbele schenk- en erfbelasting en de toepassing van de woonplaatsficties in de Successiewet 1956.
Onderdeel 12 van het besluit van 15 oktober 2014 is vervallen omdat dit onderdeel door rechtspraak achterhaald is. Het nieuwe onderdeel 12 bevat een goedkeuring voor de toepassing van de evenredigheidsbreuk van artikel 47 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. De overige onderdelen zijn waar nodig in lijn gebracht met de huidige wet- en regelgeving.
1. Inleiding
Dit besluit actualiseert en vervangt het besluit van 15 oktober 2014, nr. BLKB2013M/1870M. In dit besluit is het beleid opgenomen over:
- −
- −
de toepassing van de artikelen 2 en 3 van de Successiewet 1956.
Onderdeel 2 bevat een goedkeuring voor verrekening van uitstel van betaling van Belgisch Successierecht verleend op grond van artikel 79 van het Wetboek der Successierechten. De tekst is aangepast omdat deze bepaling niet langer in het Vlaamse Gewest van kracht is.
Onderdeel 6 is aangevuld in verband met de inwerkingtreding van de Europese Erfrechtverordening.
Onderdeel 7 is aangevuld met een onderdeel dat de behandeling voor de schenk- en erfbelasting beschrijft van een ambtenaar die werkt voor een in Nederland gevestigde internationale organisatie.
Onderdeel 12 van het oude besluit is vervallen. In onderdeel 12 van het oude besluit werd verondersteld dat de schenking uit een huwelijksgoederengemeenschap (economisch gezien) voor de helft wordt toegerekend aan ieder van de echtgenoten. Naar aanleiding van een uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is deze veronderstelling en daarmee dit onderdeel achterhaald.1 In deze uitspraak heeft het gerechtshof beslist dat de enkele omstandigheid dat echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd, niet betekent dat een echtgenoot (mede) partij is bij een door de andere echtgenoot aangegane rechtshandeling. De omstandigheid dat een echtgenoot in gemeenschap van goederen is gehuwd, brengt dus voor de werking van artikel 3 van de Successiewet 1956 niet mee dat de andere echtgenoot partij is bij de schenking. Voor de toepassing van dit artikel zijn dus alleen de woonplaats en nationaliteit van de handelende echtgenoot van belang.
In het nieuwe onderdeel 12 is een goedkeuring opgenomen waardoor het mogelijk is om bij toepassing van artikel 47 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, in de noemer van de evenredigheidsbreuk van artikel 47, derde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 rekening te houden met de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling zoals omschreven in hoofdstuk IIIA van de Successiewet 1956. Deze goedkeuring geldt ook voor de artikelen 48 en 51 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.
De overige onderdelen van het besluit zijn overgenomen uit het genoemde besluit van 15 oktober 2014, nr. BLKB2013M/1870M. Daarbij zijn waar nodig ter verduidelijking enkele redactionele wijzigingen aangebracht, zonder inhoudelijke gevolgen.
De goedkeuringen in dit besluit zijn gebaseerd op artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule).
1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen
BOR: de bedrijfsopvolgingsregeling van hoofdstuk IIIA van de Successiewet 1956
schenkingsbelasting: door een andere Mogendheid geheven belasting bij een schenking die gelijksoortig is aan de schenkbelasting
successiebelasting: door een andere Mogendheid geheven belasting bij overlijden die gelijksoortig is aan de erfbelasting
Successiewet: Successiewet 1956