Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-12-2009, BK6798, DK 08/00280

Gerechtshof Amsterdam, 03-12-2009, BK6798, DK 08/00280

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 december 2009
Datum publicatie
16 december 2009
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2009:BK6798
Formele relaties
Zaaknummer
DK 08/00280

Inhoudsindicatie

De Douanekamer stelt voorop dat uit de gedingstukken volgt dat tussen deskundigen verschil van mening bestaat over het exacte onderscheid tussen sultana’s en andere rozijnen. Hierbij is niet duidelijk of het verschil tussen sultana’s en andere rozijnen bestaat uit een verschil in plantenvariëteit (plantensoort) dan wel uit een verschil in bewerking van de druiven of dat (ook) andere onderscheidene criteria, zoals land van herkomst, voor de kwalificatie van belang zijn. Voorts bestaat omtrent de naamgeving geen duidelijkheid, niet bij deskundigen en niet in de handelspraktijk, en worden de benamingen ‘rozijn’ en ‘sultana’ willekeurig gebruikt.

De Inspecteur heeft zich voor zijn standpunt in de eerste plaats beroepen op de rapporten van het Laboratorium. Deze stukken zijn zo globaal - er is niet in aangegeven of de goederen een bewerking hebben ondergaan, op welke wijze de goederen zijn onderzocht en welke criteria daarbij een rol hebben gespeeld - dat zij niet kunnen dienen als grondslag welke een afwijking van de aangegeven post 0806 20 98 (“andere rozijnen”) van de GN rechtvaardigt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 08/00280 DK

3 december 2009

uitspraak van de Douanekamer

op het hoger beroep van

V B.V. te G,

belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak nr. AWB 06/11761 van de rechtbank Haarlem (verder: de rechtbank) van 4 februari 2008 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de Inspecteur.

1. Uitnodiging tot betaling, bezwaar en geding voor de rechtbank

1.1. De Inspecteur heeft met dagtekening 14 december 2005 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt, kenmerk …, ter zake van “douanerechten op industriële producten”, ten bedrage van € 47.709.

1.2. Belanghebbende heeft tegen deze UTB tijdig bezwaar gemaakt. Op 29 september 2006 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende is tegen deze uitspraak op 14 november 2006 in beroep gekomen bij de rechtbank.

1.3. De rechtbank heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2008, verzonden op 5 februari 2008, het beroep ongegrond verklaard.

2. De procedure voor de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam

2.1. Tegen de sub 1.3. vermelde uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 13 maart 2008, ingekomen bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: Douanekamer) op 14 maart 2008.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 juni 2009. Namens belanghebbende zijn verschenen en gehoord mr. P als gemachtigde, tot bijstand vergezeld van S, directeur van T B.V., en namens de Inspecteur mr. A, tot bijstand vergezeld van N. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.

2.4. Vervolgens heeft de Douanekamer het onderzoek gesloten.

3. De feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze procedure de volgende feiten en omstandigheden voor de Douanekamer komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende heeft in de periode 1 januari 2002 tot en met 30 juni 2005, in opdracht van T B.V., bij de douane te Rotterdam aangiften voor het vrije verkeer gedaan, waarbij de in te voeren goederen op de aangiften werden omschreven als “andere rozijnen”, van oorsprong uit Iran en Oezbekistan. Belanghebbende heeft in 2002 de goederen aangegeven onder vermelding van post 0806 20 92 (“sultana’s”) van de Gecombineerde Nomenclatuur van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GN). In 2003 en 2004 heeft belanghebbende de goederen aangegeven onder post 0806 20 98 (“andere rozijnen”) van de GN. Na de wijziging van de GN bij Verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004 heeft belanghebbende de goederen met ingang 1 januari 2005 onder de nieuwe post 0806 20 30 (“sultana’s”) aangegeven.

3.2. In de aangiften is een beroep gedaan op een preferentiële tariefbehandeling in het kader van het Algemeen Preferentieel Tarief, waarbij ten bewijze van de oorsprong Iran en Oezbekistan certificaten van oorsprong, formulier A, zijn overgelegd.

3.3. Ten tijde van de aangiften voor het vrije verkeer bedroeg het tarief van de rechten van de posten 0806 20 92, 0806 20 98 en 0806 20 30 van de GN 2,4% van de douanewaarde; voor post 0806 20 98 gold voor Iran en Oezbekistan een preferentieel tarief van 0%.

3.4. Op 11 oktober 2005 heeft de douane een administratieve controle uitgevoerd bij T B.V.. Het onderzoek was gericht op aangiften gedaan vanaf 1 januari 2002 tot en met 30 juni 2005 en betrof onder meer “de juistheid van de indeling van de aangiften (Douanekamer: lees: goederen) gedaan over de jaren 2002, 2003, 2004 en het eerste halfjaar van 2005 met de GN-codes 0806 20 92 en

0806 20 98 vanuit Iran en Oezbekistan.” Van de controle is een verslag opgemaakt, dat is neergelegd in het rapport van 25 oktober 2005, kenmerk … . In dit rapport is onder meer vermeld:

“Bij invoer van deze goederen is een tariefpreferentie binnen de APS van toepassing. Echter, in de “APS kolom” is de groep SPGL, waaronder Iran en Oezbekistan vallen, uitgezonderd voor de GN-code 0806 20 92. Sultana’s die uit Iran en Oezbekistan komen kunnen, ondanks een door de bevoegde instantie afgegeven Form A, niet in aanmerking komen voor het preferentieel tarief ad volorem 0-recht.

Het tarief verschuldigd is 2,4% douanerecht bij invoer over de douanewaarde.

De aangiften gedaan in 2002 zijn juist ingedeeld en is er 2,4% douanerecht bij invoer afgedragen.

De aangiften gedaan in 2003 en 2004 vanuit Iran zijn onjuist. De goederen zijn ingedeeld als Rozijnen, andere met GN-code 0806 20 98 i.p.v. Sultana’s, andere met GN-code 0806 20 92.

De aangiften gedaan in 2003 en 2004 vanuit Oezbekistan zijn soms juist en soms onjuist. Aan de hand van de administratie is vastgesteld welke aangiften gecorrigeerd dienen te worden.

In 2005 zijn de aangiften (DK: lees: de goederen) juist ingedeeld.

Door ons is geconstateerd dat op de navolgende aangiften de GN-code 0806 20 98 10 is gebruikt met betrekking tot de indeling van rozijnen. Gebleken is dat de goederen geen rozijnen zijn maar sultana’s, deze worden ingedeeld onder GN-code 0806 20 92 10. De volgende aangiften zijn onjuist ingedeeld en moeten worden gecorrigeerd.”

3.5. Naar aanleiding van deze controle heeft de Inspecteur ten aanzien van de in de jaren 2003 en 2004 aangegeven goederen als vermeld sub 3.1, eerste volzin, besloten dat deze als “sultana’s” als bedoeld in post 0806 20 92 van de GN moeten worden aangemerkt.

3.6. De Inspecteur heeft daarop de aangiften gecorrigeerd en het meer verschuldigde bedrag aan douanerechten door middel van de UTB nagevorderd.

3.7. Bij de aangifte voor het vrije verkeer met nummer … die betrekking had op goederen uit Iran zijn overgelegd en tot de gedingstukken behoren:

a. een certificaat van oorsprong, formulier A, nummer AR-936, van 16 september 2003, waarin de goederen worden omschreven als “Iranian Sultana”.

b. een factuur van H Ltd. te Iran gericht aan F Plc. van 24 september 2003. In deze factuur worden de goederen omschreven als “Iranian Raisins”.

c. een Engels certificaat (“Fumigation Certificate”) van 12 september 2003. Hierin worden de goederen omschreven als “Raisins Sultanas”.

d. een bill of lading van 18 september 2003. Hierin worden de goederen omschreven als “Iranian Sultana”.

3.8. Bij de aangifte voor het vrije verkeer met nummer … die betrekking had op goederen uit Iran zijn overgelegd en tot de gedingstukken behoren:

a. een certificaat van oorsprong, formulier A, nummer AR-1585, van 18 november 2003, waarin de goederen worden omschreven als “Small Berried Sultanas”.

b. een factuur van H Ltd. te Iran gericht aan F Plc. van 19 november 2003. In deze factuur worden de goederen omschreven als

“Iranian small barried Raisins”.

c. een Engels certificaat (“Fumigation Certificate”) van 11 november 2003. Hierin worden de goederen omschreven als “Raisins Sultanas”.

d. een bill of lading van 21 november 2003. Hierin worden de goederen omschreven als “Small Berried Sultanas”.

3.9. Met betrekking tot de overige aangiften voor het vrije verkeer die dezelfde goederen uit Iran betreffen zijn identieke documenten met daarop dezelfde omschrijvingen overgelegd.

3.10. Tot de gedingstukken behoort een koopovereenkomst tussen K B.V. en B Company te Oezbekistan van 12 september 2003. In deze koopovereenkomst worden de goederen omschreven als “Black Small Raisins”,

“Sultanas No 9 Type” en ”Sun dried Sultanas”. Op de door de autoriteiten in Oezbekistan afgegeven en bij de aangiften voor het vrije verkeer overgelegde certificaten van oorsprong, formulieren A, worden de goederen omschreven als “Raisins”. Op de facturen worden de goederen in het ene geval omschreven als “Raisins Small” en in het andere geval als “Sultana’s”.

3.11. Van de hiervoor onder 3.10 vermelde koopovereenkomst maakt onder andere deel uit en tot de gedingstukken behoort een stuk met de omschrijving “Specification Of Sultanas No 9 Type”. Daarin is onder meer vermeld:

“Color Light red - brown”.

3.12. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het

Douane Laboratorium te Amsterdam van 30 december 2005 (hierna: het Laboratorium), kenmerk …, waarin ten aanzien van het product “Sultanas type 9”, onder meer het volgende is vermeld:

“Onderzocht product: Sultanas type 9

(…)

Bij onderzoek bevonden:

De bruine vruchten (rozijnen/sultana’s) zijn relatief vochtig, en bevatten geen pitten zij worden daarom ingedeeld als sultana’s

GN-code

Advies goederencode: 0806 20 30”.

3.13. Tot de stukken behoort nog een verslag van onderzoek van het

Laboratorium van 27 januari 2006, kenmerk …, waarin ten aanzien van het product “iranian raisins”, onder meer het volgende is vermeld:

“Onderzocht product: iranian raisins

(…)

Bij onderzoek bevonden:

In de bruine gedroogde vruchten zijn vrijwel geen pitten gevonden, derhalve zijn het sultana’s.

Beschouwing tbv. tariefindeling:

Het monster bestaat uit sultana’s, in een verpakking met een netto-inhoud van meer dan 2 kg.

GN-code

Advies goederencode: 0806 20 30”.

4. Het geschil en de relevante wetsbepalingen

4.1. In geschil is of de Inspecteur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de goederen dienen te worden ingedeeld onder post 0806 20 92 (tot en met het jaar 2004; ‘sultana’s’, vanaf 1 januari 2005: 0806 20 30). Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij verdedigt indeling onder post 0806 20 98 (‘andere rozijnen’, vanaf 1 januari 2005: post 0806 20 90).

4.2. Vorenvermelde posten luiden als volgt:

“0806 Druiven, rozijnen en krenten:

(…)

0806 20 - rozijnen en krenten:

- - in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke

verpakking van niet meer dan 2 kg:

(…)

- - andere:

0806 20 91 - - - krenten

0806 20 92 - - - sultana’s”

0806 20 98 - - - andere rozijnen”

4.3. De Douanekamer heeft mede in ogenschouw genomen de IDR-Toelichting op post 0806. Deze luidt voor zover hier van belang als volgt:

“Deze post omvat niet alleen tafeldruiven of consumptiedruiven, maar ook druiven voor verwerking tot druivemost of tot wijn, ook al zijn die druiven in vaten geperst. Het betreft hier zowel druiven van de koude grond als kasdruiven.

Onder deze post vallen ook krenten en rozijnen. De voornaamste soorten van rozijnen zijn sultana’s, sultaninen, smyrnarozijnen, Thompsonrozijnen (vrijwel zonder pitten), muscatels, malagarozijnen, deniarozijnen, damascusrozijnen, lexirrozijnen en gordorozijnen.”

4.4. De Nederlandse, Engelse, Duitse en Franse tekst van Verordening (EG) Nr. 1441/2002 van de Commissie van 7 augustus 2002 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2002/2003, van de steun voor de teelt van druiven bestemd voor de productie van bepaalde variëteiten van krenten en rozijnen, luiden, voor zover hier van belang, als volgt:

4.4.1. Nederlandse taalversie:

“Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit

verwerkte producten, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 453/2002 van de Commissie, en met name op artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2201/96 zijn de criteria bepaald voor de vaststelling van de steun voor de teelt van druiven bestemd voor de productie van sultanine- en moscatelrozijnen en krenten.

(…)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het verkoopseizoen 2002/2003:

a) wordt de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde steun voor de teelt vastgesteld op:

— 2 400 EUR per hectare voor de oppervlakten die zijn beplant met wijnstokken van het sultanineras

die door phylloxera zijn aangetast of die sedert minder dan vijf jaar zijn herbeplant,

— 3 290 EUR per hectare voor de andere met wijnstokken voor de productie van sultaninerozijnen beplante oppervlakten,

— 3 080 EUR per hectare voor de oppervlakten die zijn beplant met wijnstokken voor de productie van krenten,

— 880 EUR per hectare voor oppervlakten die zijn beplant met wijnstokken voor de productie van

Moscatelrozijnen;”

4.4.2. Engelse taalversie:

“COMMISSION REGULATION (EC) No 1441/2002 of 7 August 2002 fixing for the 2002/03 marketing year the amount of aid for the cultivation of grapes intended for the production of certain varieties of dried grapes

(…)

Having regard to Council Regulation (EC) No 2201/96 of 28 October 1996 on the common organisation of the market in products processed from fruit and vegetables, as last amended by Commission Regulation (EC) No 453/2002, and in particular Article 7(5) thereof,

Whereas:

(1) The second subparagraph of Article 7(1) of Regulation (EC) No 2201/96 establishes the criteria for fixing the aid for the cultivation of grapes intended for the production of dried grapes of the sultana and Muscatel varieties and currants.

(…)

HAS ADOPTED THIS REGULATION:

Article 1

For the 2002/03 marketing year:

(a) the cultivation aid referred to in Article 7(1) of Regulation (EC) No 2201/96 shall be:

— EUR 2 400 per hectare for areas under sultana grapes affected by phylloxera or replanted within

the last five years,

— EUR 3 290 per hectare for other areas under sultana grapes,

— EUR 3 080 per hectare for areas under currant grapes,

— EUR 880 per hectare for areas under Muscatel grapes;”

4.4.3. Duitse taalversie:

“VERORDNUNG (EG) Nr. 1441/2002 DER KOMMISSION vom 7. August 2002 zur Festsetzung der Beihilfe für den Anbau von Weintrauben zur Gewinnung bestimmter Sorten getrockneter Weintrauben für das Wirtschaftsjahr 2002/03

(…)

gestützt auf die Verordnung (EG) Nr. 2201/96 des Rates vom 28. Oktober 1996 über die gemeinsame Marktorganisation für Verarbeitungserzeugnisse aus Obst und Gemüse, zuletzt geändert durch die Verordnung (EG) Nr. 453/2002 der Kommission, insbesondere auf Artikel 7 Absatz 5,

in Erwägung nachstehender Gründe:

(1) Artikel 7 Absatz 1 Unterabsatz 2 der Verordnung (EG) Nr. 2201/96 enthält die Kriterien, die bei der Festsetzung der Beihilfe für den Anbau von Weintrauben zur Gewinnung von Sultaninen, getrockneten Muskatellertrauben und Korinthen zu beachten sind.

(…)

HAT FOLGENDE VERORDNUNG ERLASSEN:

Artikel 1

Für das Wirtschaftsjahr2002/03 gilt Folgendes:

a) Die Beihilfe für den Anbau gemäß Artikel 7 Absatz 1 der Verordnung (EG) Nr. 2201/96 wird auf folgende Beträge festgesetzt:

— 2 400 EUR/ha bei mit Phylloxera befallenen bzw. seit weniger als fünf Jahren wiederbepflanzten

Anbauflächen für die Gewinnung von Sultaninen,

— 3 290 EUR/ha bei den übrigen Anbauflächen für die Gewinnung von Sultaninen,

— 3 080 EUR/ha bei den Anbauflächen für die Gewinnung von Korinthen,

— 880 EUR/ha bei den Anbauflächen für die Gewinnung von Muskatellertrauben.“

4.4.4. Franse taalversie:

“RÈGLEMENT (CE) No 1441/2002 DE LA COMMISSION du 7 août 2002 fixant, pour la campagne de commercialisation 2002/2003, le montant de l’aide pour la culture de raisins destinés à la production de certaines variétés de raisins secs

(…)

vu le règlement (CE) no 2201/96 du Conseil du 28 octobre 1996 portant organisation commune des marchés dans le secteur des produits transformés à base de fruits et légumes, modifié en dernier lieu par le règlement (CE) no 453/2002 de la Commission, et notamment son article 7, paragraphe 5,

(…)

considérant ce qui suit:

(1) L’article 7, paragraphe 1, deuxième alinéa du règlement CE) no 2201/96 établit les critères de fixation de l’aide pour la culture de raisins destinés à la production de raisins secs des variétés de sultanines et Moscatel et de raisins secs de Corinthe.

(…)

A ARRÊTÉ LE PRÉSENT RÈGLEMENT:

Article premier

Pour la campagne 2002/2003:

a) l’aide à la culture visée à l’article 7, paragraphe 1, du règlement (CE) no 2201/96 est fixée à:

— 2 400 euros par hectare pour les superficies cultivées en raisins de la variété sultanine, atteintes de

phylloxéra ou replantées depuis moins de cinq ans,

— 3 290 euros par hectare pour les autres superficies cultivées en raisins de la variété sultanine,

— 3 080 euros par hectare pour les superficies cultivées en raisins de Corinthe,

— 880 euros par hectare pour les superficies cultivées en raisins de la variété Moscatel, “

5. Standpunten van partijen

5.1. Belanghebbende

5.1.1. Ten onrechte wordt in de GN onderscheid gemaakt tussen rozijnen en sultana’s. Dat sultana’s aanzienlijk vaker met invoerheffing worden belast dan rozijnen, lijkt gerechtvaardigd doordat deze rozijnen ook in de EU, in Griekenland, worden geproduceerd. Deze rozijnen, die sultana’s worden genoemd, zijn nooit goed gedefinieerd. De Griekse sultanarozijnen zijn wat lichtere rozijnen, die overwegend gedipt zijn geweest, waardoor ze hun lichtere kleur hebben gekregen.

Van belang is het arrest van het Hof van Justitie van 11 februari 1988, zaak 77/86, Jurispr. 1988 blz. 00757. Het Hof zag geen onderscheid tussen sultana’s en rozijnen omdat rozijnen en sultana’s substitueerbaar zijn. Rozijnen kunnen sultana’s vervangen en sultana’s rozijnen. Voor de Europese consumenten maakt het geen verschil. Een importheffing moet daarom rozijnen in het algemeen betreffen, dus zowel rozijnen als sultana’s, om de Europese markt van sultana’s te kunnen beschermen. Waar dan bij het opleggen van beperkende maatregelen geen onderscheid behoort te worden gemaakt tussen rozijnen en sultana’s vanwege de substitueerbaarheid, dient dat eveneens bij tariefpreferenties te gelden. Ook daar hoort geen onderscheid te worden gemaakt. Voor een verschillende behandeling van rozijnen en sultana’s zou wel een rechtvaardiging zijn geweest als de beide gedroogde vruchten niet substitueerbaar waren. Druiven van het ras sultana bestaan niet. Dat er een sultanasoort zou bestaan kan ook niet worden afgeleid uit de Engelse, Duitse en Franse taalversie van Verordening 1441/2002. De verschillende fiscale behandeling van krenten en sultana’s miskent de substitueerbaarheid en is in strijd met het hiervoor genoemde arrest. Nu de Europese markt nagenoeg volledig open is voor rozijnen en rozijnen substitueerbaar zijn met sultana’s, is de heffing op sultana’s niet functioneel. De heffing op sultana’s staat dan de bevordering van het handelsverkeer tussen de lidstaten en derde landen in de weg en is in strijd met artikel 27 van het EG-Verdrag. Er kan voorts geen sprake zijn van ernstige verstoringen van het economisch leven in de lidstaten bij afwezigheid van de invoerheffingen voor sultana’s. De overige in artikel 27 van het EG-Verdrag vermelde criteria missen eveneens toepassing. Een en ander betekent dat zowel de invoer van rozijnen als de invoer van sultana’s uit Iran en Oezbekistan met het tarief van 0% dient te worden belast en dat Verordening (EG) Nr. 2204/1999 van de Commissie van 12 oktober 1999 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief-en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief op dit punt ongeldig is.

5.1.2. Indien moet worden aangenomen dat er wel rozijnen van de soort sultana bestaan, heeft de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de aangiften voor het vrije verkeer sultanarozijnen betroffen. De bevindingen van het Laboratorium zijn onvoldoende. Bovendien blijkt uit het door de Inspecteur overgelegde afschrift uit het boekwerk “Noten en gedroogde zuidvruchten”, auteur J.W. Klein, tweede druk, 1992, dat het dan zou moeten gaan om groen/witte of blauwe vruchten. Uit de door de Inspecteur overgelegde omschrijving afkomstig van F Company lijkt dat er ook sultana’s zouden bestaan die lichtgeel van kleur zijn. De goedkopere soorten zouden geelbruin zijn van kleur. Uit de Duitse Wikipedia blijkt dat sultaninen licht goudgeel gekleurd zijn. Uit het boekwerk “The grapevine” van L. Peter Chirstensen, met name hoofdstuk 6 “Raisin Grape Varietes” blijkt dat sultaninen blauwachtig donker bruin zijn “bluish dark brown”. Het Laboratorium heeft vastgesteld dat de rozijnen een bruine kleur hadden. Dit zijn dan in elk geval niet de sultana’s als hiervoor omschreven. Sultana’s kunnen overigens blijkens de hiervoor genoemde informatie ook nog blauw zijn. Daarvan was in casu al helemaal geen sprake. Bovendien betrof het in casu geen goedkope zendingen. Dat in sommige officiële stukken over sultanarozijnen wordt gesproken mag belanghebbende niet worden tegengeworpen nu er zo verschillend over het onderscheid tussen sultana’s en andere rozijnen wordt gedacht. Vóór 2002 speelde het onderscheid niet omdat dit toen geen gevolgen had voor het tarief.

5.2. De Inspecteur

5.2.1. Raadpleging van de database van de Europese Commissie over Taric leert dat de post rozijnen pas na het arrest van het Hof van Justitie van 11 februari 1988 nader werd onderverdeeld in de posten voor sultana’s en andere rozijnen, respectievelijk 0806 20 92 en 0806 20 98, voorzover het gaat - zoals in het onderhavige geval - om verpakkingen groter dan twee kg. De naam sultana’s duikt pas voor het eerst op in het Gemeenschappelijk douanetarief op 1 januari 1990. Het gaat hierbij om een onderverdeling op het 7- en 8- cijferige niveau, dat wil zeggen het niveau van de geharmoniseerde nomenclatuur, waarvoor de Commissie zelfstandig bevoegd is. Tot op dat moment werd in het Gemeenschappelijk douanetarief alleen gesproken over rozijnen (met een nadere onderverdeling naar de inhoud van de verpakking). De verordening waarmee sultana’s voor het eerst in het Gemeenschappelijk douanetarief apart worden genoemd is Verordening (EEG) nr. 2886/89 van de Commissie van 2 augustus 1989, Publicatieblad van 2 oktober 1989, nr. L 282. De hier bedoelde onderverdeling op het niveau van de GN is gemaakt binnen de ruimte die daarvoor aan de Commissie is toegekend. Deze onderverdeling houdt geen aantasting in van de reikwijdte van de desbetreffende GS-onderverdeling. In de Nederlandse taalversie van Verordening 1441/2002 wordt de sultanasoort aangeduid als “sultaninen” en tevens onderscheiden van andere druivensoorten.

Overgelegd wordt een aantal bladzijden uit het boekwerk “The grapevine” van L. Peter Chirstensen, met name hoofdstuk 6 “Raisin Grape Varietes”. Hierin wordt uiteengezet dat de druif die tot de sultanarozijn leidt gelijk is aan de Thompson Seedless en aan de “Sultanina”. Uit de ook overgelegde Duitse synoniemenlijst blijkt dat de woorden sultana en sultanina synoniem zijn.

Voorts wordt gewezen op de site van het Duitse ministerie van landbouw. Hier wordt eveneens duidelijk dat de sultana een zgn. triviale naam is voor de variëteit sultanina. En dat deze laatste een variëteit is van de soort vitis vinifera en de ondersoort vitis vinifera L. Uit de eveneens van de site gehaalde “Passport data” blijkt dat het woord sultana synoniem is met het woord sultanina.

Verder wordt gewezen op de site… . Op deze site wordt uiteengezet dat er meer variëteiten van rozijnen zijn en dat onder de variëteit van de sultanina zowel de Thompson Seedless als de sultanarozijnen vallen. Op deze site is gewezen door dr. B van het Laboratorium.

Verder wordt nog gewezen op de sites… en …. Ook deze sites maken duidelijk dat er een variëteit sultaninen bestaat.

5.2.2. Het is aannemelijk dat de rozijnen die door belanghebbende zijn ingevoerd sultana’s waren. Het Laboratorium heeft de rozijnen in elk geval als sultana’s gekwalificeerd. Daar komt bij dat op de certificaten van oorsprong als goederenomschrijving “Iranian Sultana’s Raisins” is vermeld. Ook op de facturen staat als goederenomschrijving “sultana’s” vermeld. Voorts is er het contract van 12 september 2003 met betrekking tot de aankoop van bijna 1.000 ton “sultana’s”.

6.1. De overwegingen van de Douanekamer

6.1.1. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op twee punten. In de eerste plaats betwist belanghebbende de rechtsgeldigheid van het in Verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003, Publicatieblad van 30 oktober 2003 en Verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004, Publicatieblad van 30 oktober 2004, gemaakte onderscheid tussen sultanarozijnen en andere rozijnen. Volgens belanghebbende wordt met dit onderscheid miskend dat sultana’s en andere rozijnen volledig substitueerbaar zijn. In de tweede plaats is belanghebbende van mening dat niet gesproken kan worden van een aparte soort druiven genaamd sultana’s en voorts dat, zo dit wel het geval zou zijn, uit de rapporten van het Laboratorium (sub 3.12 en 3.13 hiervoor) niet kan worden afgeleid dat de aangiften voor het vrije verkeer rozijnen van de soort sultana betroffen.

6.1.2. Wat de rechtsgeldigheid van de hiervoor genoemde verordeningen betreft, heeft de rechtbank geoordeeld dat het onderscheid in de GN tussen sultana’s en andere rozijnen niet in strijd is met het communautaire recht. De Douanekamer verenigt zich met dat oordeel. Ten tijde van het arrest van het Hof van Justitie van 11 februari 1988, zaak 77/86, Jurispr. 1988 blz. 00757, kende de GN geen onderscheid tussen sultana’s en andere rozijnen en kon het Hof dus oordelen zoals het heeft gedaan. Nu voorts, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, geen twijfel bestaat over de bevoegdheid van de communautaire wetgever om de verordeningen op het gebied van het douanerecht vast te stellen en van een schending van dit recht niet is gebleken, deelt de Douanekamer het oordeel van de rechtbank dat het onderscheid in de GN tussen sultanarozijnen en andere rozijnen verbindend is.

6.1.3. De door belanghebbende beweerde schending van artikel 27 van het EG-verdrag doet zich niet voor. Dit artikel ziet op het handelsverkeer binnen de Europese Unie. In casu gaat het om handelsverkeer met derde landen.

6.2.1. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de Inspecteur die van de aangiften wil afwijken, bewijs bijbrengt van de juistheid van zijn standpunt.

6.2.2. De Douanekamer stelt voorop dat uit de gedingstukken volgt dat tussen deskundigen verschil van mening bestaat over het exacte onderscheid tussen sultana’s en andere rozijnen. Hierbij is niet duidelijk of het verschil tussen sultana’s en andere rozijnen bestaat uit een verschil in plantenvariëteit (plantensoort) dan wel uit een verschil in bewerking van de druiven of dat (ook) andere onderscheidene criteria, zoals land van herkomst, voor de kwalificatie van belang zijn. Voorts bestaat omtrent de naamgeving geen duidelijkheid, niet bij deskundigen en niet in de handelspraktijk, en worden de benamingen ‘rozijn’ en ‘sultana’ willekeurig gebruikt.

6.2.3. De Inspecteur heeft zich voor zijn standpunt in de eerste plaats beroepen op de rapporten van het Laboratorium. Deze stukken zijn zo globaal - er is niet in aangegeven of de goederen een bewerking hebben ondergaan, op welke wijze de goederen zijn onderzocht en welke criteria daarbij een rol hebben gespeeld - dat zij niet kunnen dienen als grondslag welke een afwijking van de aangegeven post 0806 20 98 (“andere rozijnen”) van de GN rechtvaardigt.

6.2.4. De Inspecteur beroept zich vervolgens op de goederenomschrijvingen in de facturen, Formulieren A en het koopcontract van 12 december 2003 (sub 3.7 tot en met 3.11 hiervoor). Deze omschrijvingen bieden echter onvoldoende zekerheid dat de in post 0806 20 92 (“sultana’s”) bedoelde goederen zijn ingevoerd. Bovendien zijn de omschrijvingen in de facturen en in de koopovereenkomst niet altijd eenduidig.

6.3. Slotsom

Uit het sub 6.2.1 tot en met 6.2.4. overwogene volgt dat het gelijk in hoger beroep aan belanghebbende is. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de UTB moet worden vernietigd.

7. Griffierecht

Nu de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, dient de Inspecteur aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij de Douanekamer betaalde griffierecht ten bedrage van € 281 respectievelijk €433 te vergoeden.

8. De proceskosten

Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht de Douanekamer termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij de Douanekamer redelijkerwijs heeft moeten maken. Met inachtneming van artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de Douanekamer de proceskosten voor de behandeling bij de rechtbankvast op 2 punten (beroepschrift en verschijnen ter zitting) x 1,5 (gewicht) x € 322 = € 966 respectievelijk voor de behandeling bij de Douanekamer op 2 punten (beroepschrift en verschijnen ter zitting) x 1,5 (gewicht) x € 322 = € 966, derhalve in totaal op € 1.932.

9. De beslissing

De Douanekamer:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;

- vernietigt de uitnodiging tot betaling;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten tot een bedrag van € 1.932, en

- gelast de Inspecteur het gestorte griffierecht ad € 714 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en P. Fortuin, leden, in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is op 3 december 2009 ter openbare zitting uitgesproken.

De griffier: De voorzitter:

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende

vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.