Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1364, 17/00186 en 17/00187

Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1364, 17/00186 en 17/00187

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 februari 2018
Datum publicatie
16 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:1364
Formele relaties
Zaaknummer
17/00186 en 17/00187

Inhoudsindicatie

De crisisheffing is tot het juiste bedrag geheven.

Uitspraak

Kenmerken 17/00186 en 17/00187

27 februari 2018]

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,

(gemachtigden: prof dr. P. Kavelaars, mrs. S. de Bont en S. Spauwen),

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 13/4796 en 13/4797 van de rechtbank Noord- Holland (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(gemachtigden: A. de Groot en Ö. Kat).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft voor het tijdvak maart 2013 aangifte loonheffingen gedaan, waarbij een bedrag van € 809.271 aan ‘pseudo-eindheffing hoog loon’- hierna: crisisheffing - is aangegeven (artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964, tekst voor 2013). Dit bedrag is op 3 mei 2013 afgedragen.

1.2.

Naar aanleiding van een door belanghebbende ingediend correctiebericht is haar met dagtekening 25 oktober 2013 over het tijdvak maart 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 215.525. Ook de naheffingsaanslag ziet op de crisisheffing.

1.3.

Na tegen de hiervoor gemelde afdracht en naheffingsaanslag gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend respectievelijk 17 oktober 2013 en 13 november 2013, de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen beroepen ingesteld. Bij uitspraak van 22 februari 2017 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

De tegen deze uitspraak door belanghebbende (in één geschrift) ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 31 maart 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op 6 februari 2018 is bij de griffie van het Hof een nader stuk van belanghebbende ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur verstrekt.

1.7.

Op 12 februari 2018 is bij de griffie van het Hof een nader stuk van de inspecteur ingekomen. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende verstrekt.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2018. Daarbij zijn verschenen De Bont, Spauwen, De Groot en Kat voornoemd, Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de uitspraak de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

Feiten

1. Eiseres is een 100% dochtermaatschappij van [X] Holdings B.V. Deze is een 100% dochtermaatschappij van [Y] C.V. De moedermaatschappij van [Y] C.V. is [Z] , gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika.

2. Eiseres houdt zich bezig met programma-ontwikkeling ten behoeve van de farmaceutische industrie. Eiseres heeft zich op 10 september 2010 gevestigd in Nederland. [Z] heeft 13 werknemers uitgezonden om voor eiseres tijdelijk werkzaamheden te verrichten in Nederland.

3. Op 2 april 2012 is [Z] overgenomen door Express Scripts Inc. In verband hiermee zijn alle arbeidsovereenkomsten tussen eiseres en haar werknemers per deze datum beëindigd.

4. De werknemers van eiseres hebben in verband met de overname van [Z] bonussen toegekend gekregen tot een bedrag van in totaal € 1.665.959. Het betreft de volgende bonussen: - een retention bonus in de periode rondom de overname in ruil voor hun actieve voortzetting van de werkzaamheden gedurende de periode van de overname tot de datum van beëindiging van de dienstbetrekking; - een pro-rated bonus voor de periode vanaf 1 januari 2012 tot aan de overnamedatum 2 april 2012; - een bonus in verband met werkzaamheden verricht in 2011, toegekend in 2011.

5. In verband met de overname van [Z] hebben de werknemers van eiseres in 2012 hun aandelenopties uitgeoefend en zijn toegekende restricted stock units op 2 april 2012 onvoorwaardelijk geworden.

6. Eiseres heeft over 2012 € 8.343.207 loon uit dienstbetrekking aangegeven. De ingehouden loonheffingen bedragen € 4.208.768.

7. Eiseres heeft over het tijdvak maart 2013 € 809.271 aan crisisheffing afgedragen. Het bedrag is door de ontvanger op 3 mei 2013 ontvangen. Eiseres heeft voor het tijdvak maart 2013 op 23 september 2013 een positief correctiebericht ingediend dat tot het opleggen van de naheffingsaanslag ten bedrage van € 215.525 heeft geleid. Het totale in 2013 afgedragen bedrag van de crisisheffing bedraagt € 1.024.796.

2.2.

Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daar nog de volgende aan toe.

2.3.

In het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 16 september 2013, nr. BLKB2013/0801M (Stcrt. 2013/26644, hierna: het Besluit) is onder punt 6 “Pseudo-

eindheffing voor hoog loon” onder meer het volgende te lezen:

“Goedkeuring

Ik keur goed dat voor de berekening van de verschuldigde pseudo-eindheffing voor hoog loon buiten aanmerking blijft het loon dat vóór 2012 is genoten en waarover in 2012 met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de Wet LB belasting is geheven.

Ten overvloede merk ik op dat voor de pseudo-eindheffing voor hoog loon als grondslag relevant is het loon waarover in 2012 met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de Wet LB belasting is geheven. Positieve correcties van het loon over 2012 die plaatsvinden in 2013 of daarna spelen hierbij geen rol. Als na 2012 blijkt dat het in aanmerking genomen loon lager was (negatieve correctie) kan dat wel gevolgen hebben voor de pseudo-eindheffing voor hoog loon.”

2.4.

In het bezwaarschrift van 24 mei 2013 gericht tegen de op aangifte afgedragen loonheffing schrijft belanghebbende:

“Op grond van artikel 32bd Wet LB heeft [X] B.V. 16% eindheffing voldaan over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van haar werknemers waarover in het kalenderjaar 2012 met toepassing van de art. 20a, 20b, 26 of 26b Wet LB 1964 belasting is geheven, voor zover het loon meer dan € 150.000 bedraagt. In totaal gaat het om een bedrag van EUR 809 271 aan eindheffing.”

2.5.

In het tegen de naheffingsaanslag gerichte bezwaarschrift van 4 november 2013 schrijft belanghebbende:

“Op grond van artikel 32bd Wet LB heeft [X] B.V. een aanvullend bedrag van 16% eindheffing voldaan over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van haar werknemers waarover in het kalenderjaar 2012 met toepassing van de art. 20a, 20b, 26 of 26b Wet LB 1964 belasting is geheven, voor zover het loon meer dan € 150.000 bedraagt. Op 3 mei 2013 is reeds een bedrag van EUR 809 271 aan eindheffing betaald. [X] B.V. heeft een correctiebericht ingediend en een aanvullend bedrag van EUR 215.525 aan 16%-eindheffing afgedragen. [Het Hof leest dit als: is van haar een aanvullend bedrag van € 215.525 aan eindheffing nageheven]”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Anders dan bij de rechtbank is niet langer in geschil of de crisisheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM of art. 26 IVBPR. In hoger beroep is nog slechts in geschil of de crisisheffing tot het juiste bedrag is geheven. Belanghebbende verdedigt en de inspecteur betwist dat een bedrag van € 742.430 te veel in aanmerking is genomen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing