Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:857, 16/00153, 16/00154, 16/00155, 16/00156

Gerechtshof Amsterdam, 08-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:857, 16/00153, 16/00154, 16/00155, 16/00156

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 maart 2018
Datum publicatie
28 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:857
Formele relaties
Zaaknummer
16/00153, 16/00154, 16/00155, 16/00156

Inhoudsindicatie

Douanerechten; oorsprong textielproducten: oorsprong Jamaica of ‘kant en klaar’ uit China via Jamaica doorgevoerd? Geldigheid EUR1-certificaten? Nu de oorsprongsfraude zich heeft afgespeeld binnen de groep (waartoe ook belanghebbende behoort) twijfelt het Hof er niet aan dat belanghebbende althans haar directeur daarvan wist althans redelijkerwijs had moeten weten (art. 201, lid 3, CDW). verdedigingsbeginsel geschonden? (vgl. HvJ 20 december 2017, zaak C-276/16, Prequ’ Italia Srl)

Uitspraak

kenmerken 16/00153 tot en met 16/000156

8 maart 2018

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,

en het incidenteel hoger beroep van

[X] B.V. te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: L.E.C. Kanters (KPMG Meijburg & Co),

tegen de uitspraak van 10 maart 2016 in de zaken met kenmerken HAA 12/312 tot en met HAA 12/315 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 23 januari 2006 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling van douanerechten van € 1.163,27 uitgereikt (nr. [xxx]).

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 23 januari 2006 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling van douanerechten van € 54.971,73 uitgereikt (nr. [xxx]).

1.1.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 23 januari 2006 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling van douanerechten van € 886.728,12 uitgereikt (nr. [xxx]).

1.1.4.

De inspecteur heeft met dagtekening 23 januari 2006 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling van douanerechten van € 1.454.651,31 uitgereikt (nr. [xxx]).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken van 20 december 2011 voornoemde uitnodigingen tot betaling (hierna: de UTB’s) gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft in de uitspraak van 10 maart 2016 op de beroepen van belanghebbende als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de utb’s;

- veroordeelt verweerder [de inspecteur] in de proceskosten van eiseres [belanghebbende] tot een bedrag van € 2.598;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 302 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 april 2016 en gemotiveerd bij brief van 12 mei 2016. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 16 juni 2016 incidenteel hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met de uitspraak is meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld.

“1. In 2003 en 2004 heeft (de rechtsvoorganger van) [xxx] B.V. aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van – kort gezegd – textielproducten van hoofdstuk 61 van de GN met oorsprong Jamaica. Bij de aangiften zijn telkens EUR.1-certificaten overgelegd waarmee aanspraak is gemaakt op de toepassing van het preferentiële tarief.

2. Van 31 januari 2005 tot en met 7 februari 2005 en van 7 maart 2005 tot en met 24 maart 2005 heeft het OLAF, het antifraudebureau van de Europese Commissie, een onderzoek uitgevoerd op Jamaica. Volgens de van dit onderzoek opgemaakte rapporten zijn de Jamaicaanse ondernemingen [A] Ltd. en [B] Ltd. de leveranciers van het onderhavige textiel. Deze ondernemingen hebben kant en klare kledingstukken uit de Volksrepubliek China in Jamaica geïmporteerd en zonder verdere bewerking naar de Europese Unie geëxporteerd. De EUR.1-certificaten zijn ongeldig verklaard omdat zij ten onrechte de oorsprong Jamaica vermelden.

3. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 20 maart 2012 is [persoon X] met ingang van 1 april 1999 algemeen directeur van eiseres en alleen/zelfstandig bevoegd. Enig aandeelhouder van eiseres is sinds 3 maart 1988 [X] (Hong Kong) Ltd., (hierna: [X]) waarvan [persoon X] eveneens de directeur (managing director) is. [X] is een multinationale textielgroep met fabrieken in Mauritius, Madagaskar, Maleisië en Jamaica. De onderneming exporteert textiel naar de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika, Canada en Latijns Amerika. In 2007 waren er meer dan 8.000 medewerkers in dienst van [X].

4. De onderzoeksrapporten van het OLAF houden voorts in dat zowel de hiervoor onder 2 bedoelde Chinese leveranciers als [A] Ltd. en [B] Ltd. deel uitmaken van [X].”

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof de volgende feiten vast.

2.3.

Van 31 januari 2005 tot en met 7 februari 2005 heeft het OLAF een onderzoek uitgevoerd op Jamaica. Van het onderzoek is op 24 februari 2005 een rapport opgesteld dat – voor zover van belang – inhoudt:

“(…)

CMS Title Textiles imported from Jamaica with EUR.1 certificates

(…)

Delegation of the European Commission

Ministry of Foreign Affairs and Foreign Trade

Organisation(s) visited Jamaica Customs Department

JAMPRO Jamaica Promotions Corporation

Persons met 1. Delegation of the European Commission:

[naam persoon], Head of Delegation

[naam persoon], Head of Section, Economics, Trade and Politics, Information

[naam persoon], Task Manager, Economics, Trade and Politics, Information

2. Ministry of Foreign Affairs and Trade:

Ambassador Douglas SAUNDERS, Permanent Secretary

[naam persoon], Senior Director

[naam persoon], Acting Deputy Director

[naam persoon], Acting Assistant Director

3. Jamaica Customs Department:

[naam persoon], Commissioner of Customs

[naam persoon], Deputy

Commissioner Customs

[naam persoon], Assistant Commissioner –

Compliance and Enforcement

[naam persoon], Director Intelligence

[naam persoon], Enforcement

4. Trade Board Ltd:

(…)

5. JAMPRO, Jamaica Promotions Corporation:

(…)

Main activities executed 1. Meetings with representatives from the Delegation of the European Community, the Jamaica Customs Department, the Ministry of Foreign Affairs and Foreign Trade, the Trade Board Ltd and the Jamaica Promotions Corporation

2. Visits to the premises of the associated companies [A] Limited,[zwart gemaakt],

[B] Ltd and [zwartgemaakt] in the Kingston Free Zone; and [zwart gemaakt] in the Garmex Free Zone

(…)

1 Purpose of the mission

The European Anti-Fraud Office is co-ordinating the enquiries and investigations being conducted in the Member States: Belgium, Finland, France, Germany, Italy, the Netherlands, Portugal, Spain and Sweden in respect of suspected irregularities on importation into the Community of knitted textiles of HS chapter 61 (mainly jerseys, pullovers, cardigans) declared as originating in Jamaica. The elements available, however, indicate that the goods concerned do not satisfy the required origin criteria and, therefore, cannot benefit from the preferential treatment granted to products originating in Jamaica, member of the African, Caribbean and Pacific Group of States. (…)

With a view to protect the financial interests of the Community and to furthering the enquiries and investigations of the national authorities, OLAF has sought the assistance and the support of the competent Jamaican authorities for the purpose of verifying the legality of the preferential treatment granted to the relevant importations into the Community. In this context, OLAF proposed joint enquiries to be carried out by the competent Jamaican authorities and the Community to identify the suspected irregularities and to prevent future contraventions in the area concerned.

The Ministry of Foreign Affairs and Foreign Trade assured OLAF that the Government of Jamaica was taking very seriously the concerns raised by OLAF and will cooperate fully with the verification process in accordance with Protocol 1 of the Cotonou Agreement. In addition, the Permanent Secretary Ambassador Douglas Saunders welcomed preliminary meetings proposed by OLAF to explain the objectives of the verification mission, to identify the type of documentary evidence required and to address concerns raised by the Jamaican authorities. (…)

2 Background

(…)

The Jamaican supplier companies concerned, [zwart gemaakt], [A] Limited, [X] (Ja.) Ltd., [zwart gemaakt], [B] Ltd and [zwart gemaakt], all located in the Kingston and Garmex Free Zones, as well as some of the main importers in the Community, the companies [X] GmbH in Germany and [X] B.V. in the Netherlands were identified as companies either closely linked to or subsidiaries of the Hong Kong based [X] (HK) Ltd.

Considering these Far East roots of the main suppliers and recipients, the official Chinese export statistics were evaluated for the relevant period. They clearly showed that mainly ready-made garment but also fabrics and very little yarn had been exported from the PR China to Jamaica. The Chinese exports to Jamaica of goods classified within HS subheading 6110 90, 6110 30, 6110 20, 6110 11 were sufficient to account for between 50 % and 100 % of the corresponding supplies to the Community depending on the HS subheading. According to the relevant origin rule stipulated in Protocol 1 of the ACP-EC Partnership Agreement, the goods concerned of chapter 61 are to be manufactured from yarn.

In addition, the relevant import statistics of Jamaica showed that the aforementioned goods exported from the PR China to Jamaica had not been cleared for free circulation/home use in that country. This fact corroborates the suspicion that the Chinese goods were actually destined for onward shipment to the Community and, therefore, were probably shipped to the Jamaican Free Zone in Kingston.

(…)

3 Mission report

4 Conclusive remarks

3 Geschil in hoger beroep

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing