Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3932, 21/00333

Gerechtshof Amsterdam, 30-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3932, 21/00333

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
5 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3932
Formele relaties
Zaaknummer
21/00333

Inhoudsindicatie

Na verwijzing. Sectorindeling. Sectoraansluiting samengestelde onderneming.

Uitspraak

kenmerk 21/00333

30 november 2021

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: [A]

tegen de uitspraak op bezwaar van 17 december 2018,

in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, de inspecteur,

1 Ontstaan en loop van het geding voor verwijzing

1.1.

Bij beschikking heeft de inspecteur naar aanleiding van het door belanghebbende op 29 november 2017 gedane verzoek om herziening op de voet van artikel 5.1 van de Regeling Wfsv van de sectorindeling overwogen dat belanghebbende blijft aangesloten bij sector 17. Detailhandel en ambachten. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de beschikking gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij het Gerechtshof Den Haag.

1.3.

Het Gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 6 maart 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:429, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de inspecteur vernietigd en belanghebbende ingaande 1 januari 2012 ingedeeld in sector 19. Grootwinkelbedrijf.

1.4.

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld.

1.5.

Op 7 mei 2021, nr. 20/01381, ECLI:NL:HR:2021:710, heeft de Hoge Raad arrest (hierna: het verwijzingsarrest) gewezen, waarbij het beroep in cassatie gegrond is verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag is vernietigd, en de zaak ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof).

2 Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Belanghebbende en de inspecteur zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest in te dienen. Belanghebbende heeft bij brief van 12 juli 2021 haar reactie gegeven. Bij brief van 11 juni 2021 heeft de inspecteur van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Voorts heeft de inspecteur een nader stuk (gedateerd 29 oktober 2021) ingediend dat in afschrift aan de wederpartij is gezonden.

2.2.

Het beroep is behandeld ter zitting van het Hof van 10 november 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.

3 Tussen partijen vaststaande feiten

3.1.

In het verwijzingsarrest zijn de volgende feiten tot uitgangspunt genomen:

“2.1 Belanghebbende verkoopt, leent uit en verhuurt zogenoemde zorghulpmiddelen door middel van een concern van 61 thuiszorgwinkels, 36 uitleenpunten en 6 distributiecentra, verspreid over Nederland, een expertisecentrum, een callcenter, een webwinkel en een kantoor in [Z] . Bij de uitleenpunten en de winkels is de expertise aanwezig om cliënten te adviseren over de hulpmiddelen die belanghebbende verkoopt, uitleent en verhuurt. Opdrachtgevers van belanghebbende zijn instituties en cliënten in de gezondheidszorg.

2.2

De activiteiten van belanghebbende bestaan uit:a. de verkoop van thuiszorgartikelen (verpleegartikelen en hulpmiddelen) aan particulieren;b. de verhuur van thuiszorgartikelen aan particulieren;c. het leveren van thuiszorgartikelen, kunst- en hulpartikelen aan particulieren waarvoor belanghebbende factureert aan de zorgverzekeraar;d. het leveren van verpleegartikelen en hulpmiddelen aan zorginstellingen.

2.3

Voor het Hof was niet in geschil dat de hiervoor genoemde activiteiten onder de volgende sectoren vallen:a en b: 17. detailhandel en ambachten;c: 45. zakelijke dienstverlening;d: 42. groothandel II.

2.4

Sinds haar aanmelding als werkgever per 1 januari 2011 was belanghebbende krachtens de artikelen 95 en 96 Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv), zoals de bepalingen destijds luidden, voor de premieheffing werknemersverzekeringen ingedeeld in sector 17 (Detailhandel en ambachten).”

3.2.

Het Hof zal van dezelfde feiten uitgaan. Het Hof vult deze feiten als volgt aan.

3.3.

In het bezwaarschrift van belanghebbende van 24 september 2018 is het volgende opgenomen:

“Om de onderverdeling van de door haar verrichte activiteiten toch zo zuiver mogelijk te houden, heeft cliënt aansluiting gezocht bij de jaarrekening, meer specifiek op de omzetgegevens van de verschillende activiteiten. Daarbij heeft cliënt, op verzoek van de Belastingdienst, een (zuivere) inschatting trachten te maken van de met de omzet gepaard gaande medewerkers, verdeeld over het aantal FTE. Omdat cliënt voornoemde onderverdeling in haar aanvullende memo van 16 april 2018 slechts had gemaakt over het jaar 2016, volgt hieronder een uiteenzetting over de jaren 2010 tot en met 2018.

Activiteiten

2010

2011

Omzet

%

FTE

Omzet

%

FTE

1. Uitleen zorgverzekeraar

€ 12.622.583

52,60%

39,60%

€ 16.079.120

57,30%

39,70%

2. Particuliere verkoop

€ 6.991.470

29,10%

35,80%

€ 6.467.129

23,10%

35,60%

3. Particuliere verhuur

€ 1.943.726

8,10%

15,40%

€ 2.351.343

8,40%

15,10%

4. Zakelijke verkoop

€ 2.448.656

10,20%

9,20%

€ 3.140.237

11,20%

9,60%

€ 24.006.435

100%

100%

€ 28.037.829

100%

100%

Activiteiten

2012

2013

Omzet

%

FTE

Omzet

%

FTE

1. Uitleen zorgverzekeraar

€ 20.559.579

54,5%

39,70%

€ 18.947.733

57,2%

40,3%

2. Particuliere verkoop

€ 8.108.953

25,1%

34,60%

€ 7.660.628

23,1%

34,4%

3. Particuliere verhuur

€ 2.171.615

6,20%

15,30%

€ 2.554.591

7,7%

14,9%

4. Zakelijke verkoop

€ 3.968.145

11,40%

10,40%

€ 3.976.766

12%

10,5%

€ 34.808.291

100%

100%

€ 33.139.718

100%

100%

Activiteiten

2014

2015

Omzet

%

FTE

Omzet

%

FTE

1. Uitleen zorgverzekeraar

€ 20.486.893

54,5%

41,3%

€ 21.161.824

55,3%

41,3%

2. Particuliere verkoop

€ 9.411.873

25,1%

33,8%

€ 8.509.350

22,2%

32,2%

3. Particuliere verhuur

€ 3.379.627

9,0%

14,5%

€ 4.058.420

10,6%

13,8%

4. Zakelijke verkoop

€ 4.281.741

11,4%

10,3%

€ 4.528.550

11,8%

12,8%

€ 37.560.134

100%

100%

€ 38.258.144

100%

100%

Activiteiten

2016

Omzet

%

FTE

Corresponderende sectorcode

1. Uitleen zorgverzekeraar

€ 20.486.893

54,5%

41,3%

1. Zakelijke dienstverlening III (045)

2. Particuliere verkoop

€ 9.411.873

25,1%

33,8%

2. Detailhandel en ambachten (017)

3. Particuliere verhuur

€ 3.379.627

9,0%

14,5%

3. Detailhandel en ambachten (017)

4. Zakelijke verkoop

€ 4.281.741

11,4%

10,3%

4. Groothandel II (042)

€ 37.560.134

100%

100%

3.4.

Tot de gedingstukken behoort een door de Belastingdienst op 10 december 2018 opgemaakt rapport inzake een ingesteld indelingsonderzoek bij belanghebbende. Daarin is het volgende opgenomen:

4.2.1 Bevindingen naar aanleiding van gronden bezwaar op basis van premieloonsomgegevens

Primair concludeert de adviseur bij het bezwaar op basis van (herleide) loonsomgegevens over de jaren 2010 tot en met 2016, dat de grootste loonsom is toe te rekenen aan de verkoop en verhuur van hulpmiddelen welke door de particulier worden bekostigd. Volgens de adviseur dient daarom de onderneming -gelet op diens totale loonsom- aaneengesloten te worden bij sector 19. Grootwinkelbedrijf. Rekening houdend met de overgangsbepalingen bij sector 19. Grootwinkelbedrijf, zoals opgenomen in artikel 5.8a van de Wfsv, komt de adviseur tot een ingangsdatum van 1 januari 2013.

De adviseur heeft daarbij aangegeven dat een exacte onderverdeling van activiteiten op basis van loonsom niet mogelijk is. Verder vermeldt hij dat werkgever zich onjuist heeft uitgedrukt door aan te geven dat het haar bijna onmogelijk is een onderverdeling naar premieplichtige loonsom te maken. Hij verwijst hiervoor naar het gesprek met c.q. het indelingsonderzoek van Belastingdienst Amsterdam van 23 april 2018. Vervolgens heeft werkgever om de onderverdeling van de door haar verrichte activiteiten toch zo zuiver mogelijk te houden, aansluiting gezocht bij de jaarrekening, meer specifiek op de omzetgegevens van de verschillende activiteiten. Daarbij heeft werkgever, op verzoek van de Belastingdienst, een (zuivere) inschatting trachten te maken van de met de omzet gepaard gaande medewerkers, verdeeld over het aantal FTE, aldus de adviseur. Bij deze herleiding van omzet naar loonsom heeft werkgever de navolgende lijn gevolgd:

Groothandel: Dit betreft grotendeels activiteiten voor de verkoop. Hierdoor is het merendeel (90%) toegewezen aan Verkoop particulieren (60%) en Zakelijk (30%).

Hulpmiddelenbeheer: Deze afdeling werkt volledig voor zakelijke klanten inzake het beheer van hulpmiddelen.

Inkoop: Deze afdeling werkt vooral voor de uitleen (40%) en de particuliere verkoop (50%). Voor de uitleen wordt ook ingekocht (geïnvesteerd), daarnaast wordt voor de Particuliere verkoop het meeste ingekocht.

Magazijn en TD: Dit is grotendeels voor de uitleen (80%), hier worden de uitleen hulpmiddelen opgeslagen, beheerd en weer uitgezet. Dit is grotendeels uitleen. Verhuur artikelen en zakelijk artikelen worden hier ook beheert, echter is dit in mindere mate (zie ook de omzet).

Special services: Deze zijn volledig ten diensten van de uitleen. Bij speciale hulpmiddelen wordt dit team ingezet. Daarnaast doet dit team ook indicaties bij de klant thuis. Dit is dus volledig uitleen.

Zorgservices: Hier vindt het klantcontact plaats voor de particulier. Dit is grotendeels voor de uitleen.

Stafafdelingen: Deze zijn verdeeld over de verschillende activiteiten.

Bron: memo [X] d.d. 16-04-2018

Werkgever maakt dus, uitgaande van de omzetgegevens, een nadere uitsplitsing op basis van de aan de omzet gekoppelde bedrijfsonderdelen, daarin te onderscheiden bedrijfsactiviteiten (verkoop/verhuur resp. particulier/zakelijk) en de daaraan te koppelen onderverdeling of toerekening van (de inzet van) medewerkers (in procenten van FTE’s uitgedrukt). Deze onderverdeling van inzet van FTE’s per activiteit is in het bezwaarschrift onder tabel 3 weergegeven.

jaar

loon totaal

%FTE uitleen zak Sector 45

%FTE verkoop part Sector 17/19

%FTE verhuur part Sector 17

%FTE totaal Sector 17

%FTE verkoop zak Sector 41/42

2010

€ 6.297.424

39,6%

35,8%

15,4%

51,2%

9,2%

2011

€ 8.225.330

39,7%

35,6%

15,1%

50,7%

9,6%

2012

€ 10.101.737

39,7%

34,6%

15,3%

49,9%

10,4%

2013

€ 10.693.648

40,3%

34,3%

14,9%

49,2%

10,5%

2014

€ 11.634.592

41,3%

33,8%

14,5%

48,3%

10,3%

2015

€ 12.686.283

41,3%

32,2%

13,8%

46,0%

12,8%

2016

€ 12.916.528

45,3%

30,4%

13,5%

43,9%

10,7%

Tabel 6 (bron Belastingdienst)

Op basis van die overgelegde gegevens heeft de Belastingdienst per bedrijfsactiviteit en op basis van de daaraan te verbinden inzet van personeel (in % FTE’s) een doorrekening naar loonsom gemaakt. Deze berekening leidt tot het volgende resultaat:

jaar

loon totaal

loon uitleen zak Sector 45

loon verkoop part Sector 17/19

loon verhuur part 17

Totaal loon Sector 17

Loon verkoop zak Sector 41/42

2010

€ 6.297.424

€ 2.493.780

€ 2.254.478

€ 969.803

€ 3.224.281

€ 579.363

2011

€ 8.225.330

€ 3.265.456

€ 2.928.217

€ 1.242.025

€ 4.170.242

€ 789.632

2012

€ 10.101.737

€ 4.010.390

€ 3.495.201

€ 1.545.566

€ 5.040.767

€ 1.050.581

2013

€ 10.693.648

€ 4.309.540

€ 3.667.921

€ 1.593.354

€ 5.261.275

€ 1.122.833

2014

€ 11.634.592

€ 4.805.086

€ 3.932.492

€ 1.687.016

€ 5.619.508

€ 1.198.363

2015

€ 12.686.283

€ 5.239.435

€ 4.084.983

€ 1.750.707

€ 5.835.690

€ 1.623.844

2016

€ 12.916.528

€ 5.851.187

€ 3.926.625

€ 1.743.731

€ 5.670.356

€ 1.382.068

Tabel 7 (bron Belastingdienst)

Toerekening werkzaamheden aan sectoren:

Het bedrijf van werkgever is aan te merken als een samengestelde onderneming zoals bedoeld in artikel 96, tweede lid Wfsv: “de werkgever, die werkzaamheden doet verrichten, die behoren tot verschillende sectoren, is van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan premieplichtig loon betaalt of vermoedelijk zal betalen.”

In het onderhavige geval verricht werkgever twee soorten werkzaamheden of bedrijfsactiviteiten welke ieder voor zich en op verschillende gronden indelingstechnisch bezien behoren tot de werkingssfeer van sector 17. Detailhandel en ambachten, te weten:

1. De verkoop van hulpmiddelen aan en voor rekening van particulieren. Op grond van bijlage 1 horend bij artikel 5.2 Regeling Wfsv onder sector 17. Detailhandel; onderdeel:

“A.1.a. Winkelbedrijven (met inbegrip van een daaraan verbonden reparatieafdeling, voor zover deze reparatieafdeling uitsluitend of praktisch uitsluiten werkzaam is voor het eigen winkelbedrijf, doch met uitzondering van grootwinkelbedrijven en detailhandel in foto-artikelen, verbonden aan een fotografisch atelier).”

2. De verhuur van hulpmiddelen aan en voor rekening van particulieren. Op grond van bijlage 1 horend bij artikel 5.2 Regeling Wfsv onder sector 17. Detailhandel; onderdeel:

“A.8. Verhuurinrichtingen”

Hieruit blijkt dat de bedrijfsactiviteit/maatschappelijke functie van de verkoop aan particulieren, oftewel het winkelbedrijf, voor de bepaling van de van rechtswege sector tevens getoetst dient te worden aan de loongrens grootwinkelbedrijven.

De premie loonsom werkgever in verband met het winkelbedrijf afgezet tegen de loongrens grootwinkelbedrijf als bedoeld onder sector 19. Grootwinkelbedrijven is als volgt:

jaar

loon verkoop part Sector 17/19

Loongrens Regeling Wfsv

2010

€ 2.254.478

€ 5.548.811

2011

€ 2.928.217

€ 5.5632.043

2012

€ 3.495.201

€ 5.730.604

2013

€ 3.667.921

€ 5.820.575

2014

€ 3.932.492

€ 5.890.425

2015

€ 4.084.983

€ 5.968.128

2016

€ 3.926.625

€ 6.062.424

Tabel 8 (bron Belastingdienst)

Uit het vorenstaande blijkt dat de bedrijfsactiviteit/maatschappelijke functie detailhandel/winkelbedrijf de loongrens om van rechtswege aangesloten te zijn bij sector 19. Grootwinkelbedrijf in geen van de toetsingsjaren overschrijdt. Dit impliceert dan ook een van rechtswege aansluiting bij sector 17. Detailhandel en ambachten.

Het vorenstaande betekent verder dat de maatschappelijke functies van werkgever die zien op verkoop alsmede verhuur aan particulieren, zij het op afwijkende gronden (winkelbedrijf en verhuurinrichting) ieder voor zich gerekend moeten worden tot sector 17. Detailhandel en ambachten. Dit laat onverlet dat ten aanzien van deze maatschappelijke functies eveneens sprake is van een samengestelde onderneming in de zin van artikel 96, tweede lid Wfsv.

Om die reden is aan de maatschappelijke functies verkoop en verhuur aan particulieren bij cumulatie van betreffende premieloonsommen over de jaren 2011 tot en met 2015 veruit het grootste deel van het premieplichting loon toe te rekenen.

Eerder is aangegeven dat werkgever een samengestelde onderneming exploiteert. Werkgever is dan ook, indachtig het hiervoor vermelde, voor de jaren tot 2016, gelet op artikel 96, tweede lid Wfsv op goede gronden ingedeeld is in sector 17. Detailhandel en ambachten.

Voor het premiejaar 2016 is volgens de overgelegde gegevens de grootste premieloonsom toe te rekenen aan de zakelijke verkoop en verhuur voor rekening van zorgverzekeraars. Deze maatschappelijke functie is toe te rekenen aan sector 45. Zakelijke dienstverlening III. Opgemerkt wordt dat in deze beoordeling geen gegevens zijn verstrekt (en dus betrokken) over de jaren 2017 en 2018.

Ten aanzien van de herziening van een samengestelde onderneming geldt een nader toetsingscriterium, nader aangeduid als de zgn. “in de regelbepaling”. Met “in de regel” wordt, gelet op de bestaande jurisprudentie, een periode van (ongeveer) drie jaar bedoeld. Dat wil zeggen, dat een samengestelde onderneming pas kan overgaan naar een andere sector, nadat gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar het meest is verloond voor werkzaamheden/maatschappelijke functie(s), die onder die andere sector vallen.

In het onderhavige geval betekent dit, dat de geconstateerde wijziging per premiejaar 2016 (hoogste loonsom te rekenen tot sector 45. Zakelijk Dienstverlening III) eerst gedurende 3 jaren dus in ieder geval tot en met 2018 dient te bestaan alvorens per 1 januari 2019 een herziening naar die sector kan plaatshebben. Deze beoordeling valt buiten de reikwijdte van het onderhavig te behandelen bezwaarschrift.”

4 Het verwijzingsarrest

4 Beoordeling van het middel

5 Geschil in hoger beroep na verwijzing

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing