Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4113, BKDH-21/00668

Gerechtshof Amsterdam, 09-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4113, BKDH-21/00668

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 november 2021
Datum publicatie
30 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:4113
Zaaknummer
BKDH-21/00668

Inhoudsindicatie

WOZ-beschikking nieuwe eigenaar; overstapregeling naar eeuwigdurende erfpacht; dwangsom; stuiting van ingebrekestelling; hoorplicht.

Uitspraak

Zittingsplaats Den Haag

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BKDH-21/00668

in het geding tussen:

(gemachtigde: A. Bakker)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam (de Rechtbank) van 28 augustus 2019, nummer AMS 18/7691.

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende heeft verzocht om een WOZ-beschikking voor het jaar 2015 (de WOZ-beschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar op 30 januari 2018 in gebreke gesteld voor het niet beslissen op het verzoek.

1.3.

De Heffingsambtenaar heeft op 27 augustus 2018 geweigerd een dwangsom toe te kennen (de dwangsombeschikking). Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.

1.4.

De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2018 het bezwaar tegen de dwangsombeschikking ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. Van belanghebbende is € 46 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof. Van belanghebbende is € 128 griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 18 september 2021 een nader stuk ingediend.

1.7.

In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hogerberoepszaken belastingen van het gerechtshof Amsterdam (Stcrt. 2021, 30632) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgehad via videoverbinding (Skype) met het gerechtshof Den Haag op 28 september 2021. Partijen zijn verschenen, waarbij sprake was van een directe beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] . De woning staat op grond, die in erfpacht is uitgegeven. De erfverpachter is de gemeente Amsterdam.

2.2.

Op 7 februari 2018 heeft [A] , medewerker van de Dienst Belastingen Amsterdam, per e-mail het volgende aan de gemachtigde bericht:

“Tijdens de hoorzitting is afgesproken dat voor onderstaande biljetnummers waarvoor u ingebrekestellingen heeft verstuurd de dwangsom stopt met lopen met ingang van vandaag en niet verder oploopt. Dit in verband met ’t aanleveren van nadere stukken door de heer [B] en de heer [C] .

Graag uw bevestiging van deze afspraak.”

2.3.

De gemachtigde heeft per e-mail van 7 februari 2018 het volgende bevestigd:

“Dank voor uw bericht. Akkoord. Besproken is ook dat binnen een redelijke termijn nadat e.e.a. duidelijk is, gemotiveerd uitspraak wordt gedaan.”

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft het volgende over wogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres:

Is een dwangsom verschuldigd?

3. Vast staat dat de heffingsambtenaar voor belastingjaar 2015 al eerder een WOZ-waardebeschikking heeft gegeven aan eiseres. Die waardebeschikking stond ten tijde van de indiening van het verzoek in deze zaak al onherroepelijk vast.

4. Het gerechtshof Amsterdam heeft recentelijk uitspraak1 gedaan in soortgelijke zaken als deze. In navolging van het gerechtshof overweegt de rechtbank in deze zaak als volgt.

5. De heffingsambtenaar heeft terecht het standpunt ingenomen dat de systematiek van de Wet WOZ slechts voorziet in de afgifte van één waardebeschikking voor een desbetreffend jaar. Aangezien vast staat dat aan eiseres een dergelijke waardebeschikking voor belastingjaar 2015 al is gegeven, kan op grond van artikel 22, eerste lid, Wet WOZ niet nogmaals een waardebeschikking worden gegeven door de heffingsambtenaar. Gelet hierop is de heffingsambtenaar op grond van artikel 4:17, zesde lid, van de Awb dan ook geen dwangsom verschuldigd aan eiseres in verband met het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.

Hoorplicht

6. Over de vraag of verweerder eiseres in bezwaar had moeten horen, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 7:3 van de Awb kan van het horen worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Een bezwaar is kennelijk ongegrond indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Dat was in deze zaak het geval.

7. Zoals het gerechtshof Amsterdam in zijn uitspraken1 van 11 juli 2019 heeft overwogen, geschiedt het niet-afgeven van een op grond van artikel 22, dan wel 28, van de Wet WOZ verzochte waardebeschikking, bij een niet voor bezwaar vatbare beschikking. Om die reden kon er redelijkerwijs geen twijfel bestaan over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Daarom heeft de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk geacht en kon hij op grond van artikel 7:3 van de Awb ervan afzien om (de gemachtigde van) eiseres in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.

1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 11 juli 2019 in de zaak met nummer ECLI:NL:GHAMS:2019:2442.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing