Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3637, 21/00234

Gerechtshof Amsterdam, 01-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3637, 21/00234

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 november 2022
Datum publicatie
28 december 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:3637
Zaaknummer
21/00234
Relevante informatie
Art. 9 Wet OB 1968, https://sws.sdu.nl/?altKey=BWBR0002629&about.part.annex=I&about.part.annexItem=I-b3

Inhoudsindicatie

OB; in geschil is of het verlaagde tarief geldt voor de surflessen die belanghebbende geeft. Gelegenheid geven tot sportbeoefening in de zin van post b.3 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) behorende tabel I?

Uitspraak

kenmerk 21/00234

1 november 2022

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak van 17 februari 2021 in de zaak met kenmerk HAA 19/204 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X] , gevestigd te [Z], belanghebbende,

en

de inspecteur

en

de Staat, de Minister van Justitie en Veiligheid te Den Haag, door tussenkomst van de Raad voor de Rechtspraak, de Minister,

op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over het tweede kwartaal 2014 een bedrag van € 2.367

aan omzetbelasting op aangifte voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt en daarbij, voor hetzelfde tijdvak, verzocht om teruggaaf van omzetbelasting voor een bedrag van

€ 1.454.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraak, gedagtekend 22 november 2018, het bezwaar afgewezen.

1.4.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 17 februari 2021 als volgt op het daartegen ingestelde beroep beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de verschuldigde omzetbelasting met € 1.454;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden.”

1.5.

Het door de inspecteur tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 maart 2021 en is aangevuld bij brief van 9 april 2021. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.

“1. Eiseres exploiteert een surfschool, gelegen aan het [strand] (hierna: het strand) van [A] ten zuiden van [B] , waar volgens aanwijzing van de gemeente verschillende soorten watersporten beoefend mogen worden. Eiseres organiseert onder meer surflessen. Ingevolge de Strandnota [A] heeft eiseres toestemming om de surflessen op het strand en/of op of in de zee te verrichten. Ter waarborging van de veiligheid heeft eiseres een deel van het strand afgezet met vlaggen en een deel van de zee met boeien.

2. Eiseres heeft een vergunning om vanaf 1 april tot 1 november (hierna: het seizoen) een container, met een oppervlakte van 3 bij 6 meter, op het strand te plaatsen. De container dient telkens aan het einde van het seizoen te worden afgebroken.

3. De container wordt, onder andere, gebruikt voor het aanmelden en ontvangen van de deelnemers van de surflessen. Ook kunnen de deelnemers gebruik maken van kleedruimtes in de container en buitendouches aan de container. De uitleg van de surflessen vindt doorgaans plaats op het strand direct voor de container, maar bij slecht weer in de container. Tevens wordt, vanuit de container, indien nodig, eerste hulp bij ongelukken verleend en is voor de brandveiligheid van de container gezorgd.

4. Eiseres heeft over het tweede kwartaal € 2.367 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. In bezwaar heeft eiseres verzocht om toepassing van het verlaagde omzetbelastingtarief en daarom verzocht om teruggaaf van € 1.454, zijnde het verschil tussen het afgedragen bedrag tegen het algemene tarief en het verlaagde tarief.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt de volgende feiten toe.

2.2.

De constructie waarop de zeecontainers/units worden geplaatst moet elk jaar aan het begin van het seizoen opnieuw worden opgebouwd. Daarvoor worden eerst 60 heipalen in de grond geslagen. Op de palen worden balken gemonteerd, waar vervolgens de terrasvlonders en de zeecontainers/units op worden geplaatst en bevestigd.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of het verlaagde tarief geldt voor de surflessen die belanghebbende geeft. In het bijzonder is de vraag of de surflessen moeten worden gekwalificeerd als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening in de zin van post b.3 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) behorende tabel I.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing