Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1001, 21/00481 tot en met 21/00484

Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1001, 21/00481 tot en met 21/00484

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 februari 2023
Datum publicatie
17 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1001
Zaaknummer
21/00481 tot en met 21/00484
Relevante informatie
Art. 11 lid 1 aanhef en onderdeel b Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

Ook in hoger beroep is in geschil of de inspecteur de naheffingsaanslagen omzetbelasting terecht heeft opgelegd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of de diensten die belanghebbende verricht volgens het concept ‘Boxx on wheels’, zijn vrijgesteld op grond van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet OB (verhuur van onroerend goed).

Uitspraak

kenmerken 21/00481 tot en met 21/00484

9 februari 2023

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: prof. dr. [Y] )

tegen de uitspraak van 1 juni 2021 in de zaken met kenmerken HAA 19/2266, HAA 19/2267, HAA 19/2268 en HAA 19/2269 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 27 oktober 2018 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 6.592 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen een verzuimboete van € 659 opgelegd en € 1.018 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 27 oktober 2018 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 24.921 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen een verzuimboete van € 2.492 opgelegd en € 2.852 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.1.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 27 oktober 2018 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 34.633 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen een verzuimboete van € 3.463 opgelegd en € 2.578 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.1.4.

De inspecteur heeft met dagtekening 27 oktober 2018 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 63.799 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen een verzuimboete van € 5.278 opgelegd en € 2.197 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen belastingrente. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 4 april 2019 heeft de inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 1 juni 2021 daarop het volgende beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen ongegrond;

- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding van € 143 voor overschrijding van de redelijke termijn;

- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van een schadevergoeding van € 857 voor overschrijding van de redelijke termijn;

- veroordeelt verweerder en de minister van Justitie en Veiligheid in de proceskosten van eiseres, ieder tot een bedrag van € 267,00; en

- draagt verweerder en de minister van Justitie en Veiligheid op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden, ieder tot een bedrag van € 172,50.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Het ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 8 juli 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft voorafgaande aan de zitting bij het Hof de transportvoorwaarden, de aanlevervoorwaarden en de algemene voorwaarden overgelegd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft onder het kopje ‘Feiten’ de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres verhuurt opslagruimte aan particulieren en ondernemers en is als zodanig ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).

2. Eiseres biedt naast de vaste opslagboxen (niet ter discussie tussen partijen) ook het concept ‘Boxx on wheels’ aan. Dit houdt in dat eiseres deze verplaatsbare houten kisten ter beschikking stelt aan de huurder. De huurder plaatst zijn goederen in deze kist en sluit deze af met een sleutel. De huurder bewaart deze sleutel en eiseres plaatst vervolgens deze kist in haar opslagloods. Huurders hebben geen toegang tot deze opslagloods.

3. In deze opslagloods plaatst eiseres ook kisten van andere huurders. Op afspraak kan een huurder bij de inhoud van zijn kist. Eiseres plaatst de kist in een voor huurder toegankelijke plaats voor een periode van 24 of 48 uur. Nadat de huurder zijn kist heeft bezichtigd, plaatst eiseres de kist terug in de opslagloods.

4. Na afloop van de huurperiode kan de kist op het door de huurder opgegeven adres worden afgeleverd tegen extra kosten (met omzetbelasting) of kan de huurder de opgeslagen goederen bij de opslaglocatie ophalen. Huurders betalen een vast bedrag per maand voor de oppervlakte van de afgesloten kist. De huurtermijnen lopen van twee maanden tot twee jaar (of nog langer).

5. Indien gewenst, kan de huurder gebruik maken van diverse aanvullende diensten. Deze diensten zijn belast met 21% omzetbelasting.

6. Ter zake van de in punt 2 genoemde prestaties heeft verweerder eiseres voor de jaren 2014 tot en met 2017 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen zijn tevens boetebeschikkingen opgelegd en is belastingrente in rekening gebracht.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling daarop vermeldt het Hof de volgende feiten.

2.3.

Op de website van belanghebbende is onder meer het volgende vermeld over het ‘Boxx on wheels’-concept waar het geschil zich op toespitst.

‘Zelf sjouwen met jouw spullen is veel gedoe en kost bovendien veel tijd. Met onze Boxx on Wheels dienst sjouwen wij gratis al jouw spullen. Zo zijn transport, inboedelopslag en verhuizing in één keer geregeld. Wij rijden onze unieke mobiele opslagunits bij jou voor de deur, laden hem in en brengen hem naar één van onze (beveiligde) opslaglocatie in de buurt. (…)’

(…)

‘KIES VOOR BOXX ON WHEELS.

Verhuizen en opslag in één

Wij komen gratis* voor je deur rijden

Wij laden gratis de spullen voor je in en uit

Wij brengen je spullen weer gratis* naar je terug

Geen vrienden meer nodig voor het sjouwen

Goedkoper dan self storage en tot 30% meer vloeroppervlakte

Beter voor je spullen

Droge en schone opslagbox

Opslag in een beveiligde Boxx locatie met brand, inbraak en camerabeveiliging’.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Ook in hoger beroep is in geschil of de inspecteur de naheffingsaanslagen omzetbelasting terecht heeft opgelegd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of de diensten die belanghebbende verricht volgens het concept ‘Boxx on wheels’, zijn vrijgesteld op grond van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet OB (verhuur van onroerend goed).

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing