Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:582, 22/00056

Gerechtshof Amsterdam, 21-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:582, 22/00056

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 februari 2023
Datum publicatie
15 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:582
Formele relaties
Zaaknummer
22/00056
Relevante informatie
Art. 3.4 Wet IB 2001, Art. 3.54 Wet IB 2001, Art. 3:40 Awb, Art. 3:41 Awb, Art. 6:7 Awb, Art. 6:8 Awb, Art. 6:9 Awb, Art. 6:10 Awb, Art. 5 AWR, Art. 11 lid 3 AWR, Art. 22j AWR, Art. 26c AWR

Inhoudsindicatie

Bezwaar terecht NO verklaard. Evident ongeloofwaardige ontkenning ontvangst aanslag IB/PVV 2004. Geen verzendrapporten aanwezig, wel een middelingsverzoek, correspondentie diverse gemachtigden over aanslag/belastingschuld en een overzicht verrekeningen/betalingen/verminderingen met betrekking tot aanslag.

Uitspraak

kenmerk 22/00056

21 februari 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. A.A. Kan)

tegen de uitspraak van 17 januari 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/5987 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 14 maart 2007 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2004 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 231.009. Bij beschikking van 26 september 2007 is de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 222.344.

1.2.

Bij brief van 6 maart 2020 heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend.

1.3.

Bij uitspraak van 13 november 2020 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Op 12 november 2020 heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 17 januari 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof

ingekomen op 21 januari 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Met instemming van partijen heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiseres is gedurende het jaar 2004 ondernemer voor de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Zij drijft in het onderhavige jaar een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam “ [A] ”.

2. Een gedeelte van het jaar 2004 drijft eiseres naast de eenmanszaak, een onderneming in samenwerkingsverband onder de naam “ [B] ” (hierna: [B] ). Eiseres was binnen dit samenwerkingsverband de (enige) beherend vennoot van [B] . De activiteiten in dit samenwerkingsverband zijn gestaakt op 1 juli 2004.

3. Eiseres heeft aangifte ib/pvv voor het jaar 2004 ingediend, berekend naar een verzamelinkomen van negatief € 22.447. Eiseres heeft in haar aangifte de stakingswinst ten bedrage van € 278.099, toegevoegd aan de herinvesteringsreserve.

4. Bij brief van 8 februari 2007 heeft verweerder eiseres geïnformeerd af te wijken van de aangifte ib/pvv 2004.

5. Op 14 maart 2007 is voor het jaar 2004 een definitieve aanslag ib/pvv vastgesteld, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 231.009, te weten het vastgesteld verzamelinkomen van € 248.697 minus het onverrekende verlies uit het jaar 2003 van € 17.688. Het verzamelinkomen bestaat uit de correctie van de (ten onrechte) gevormde herinvesteringsreserve van € 278.099, minus de stakingsaftrek en een correctie van de zelfstandigenaftrek.

6. Met dagtekening 24 juli 2007 is een dwangbevel in verband met een betalingsachterstand ter zake van de aanslag ib/pvv 2004 uitgevaardigd.

7. Bij beschikking van 26 september 2007 heeft verweerder de aanslag ib/pvv 2004 verminderd naar een verzamelinkomen van € 240.032. Het onverrekende verlies uit het jaar 2003 van € 17.688 is hierop in mindering gebracht, hetgeen resulteert in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 222.344.

8. Bij brief van 9 november 2007 is door de toenmalige gemachtigde van eiseres om uitstel van betaling verzocht voor de openstaande belastingschuld.

9. Op 19 november 2007 is een exploot aangaande een hernieuwd bevel tot betaling afgegeven.

10. De toenmalige gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 9 december 2007 om uitstel van betaling verzocht voor de openstaande belastingschuld.

11. Op 4 februari 2008 is een exploot afgegeven inzake de beslaglegging op roerende zaken. Op 3 juli 2008 is beslag gelegd op de onroerende zaak aan de [A-straat] te [Z] .

12. Bij brief van 14 maart 2009 heeft de toenmalige gemachtigde een middelingsverzoek ingediend voor de aanslagen ib/pvv over de jaren 2003 tot en met 2005. Dit verzoek is toegewezen en heeft geresulteerd in een teruggaaf van € 11.352.

13. Bij brieven van 23 oktober 2009 en 4 mei 2011 is eiseres geïnformeerd over de betalingsachterstand inzake de belastingaanslag ib/pvv 2004.

14. Bij brief van 3 december 2011 heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres een saneringsverzoek ingediend.

15. Op 8 mei 2013 is een dwangbevel afgegeven voor de betalingsachterstand inzake de aanslag ib/pvv 2004.

16. Op 22 maart 2018 is door de toenmalige gemachtigde van eiseres verzocht om (gedeeltelijke) kwijtschelding van de openstaande belastingschulden. Dit verzoek is door verweerder afgewezen bij brief van 19 april 2018.

17. Eiseres heeft bij brief van 6 maart 2020 bezwaar gemaakt tegen de aanslag ib/pvv 2004.”

2.2.

Het Hof gaat ook uit van de hiervoor vermelde feiten.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is, net als in beroep, in geschil of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing