Home

Gerechtshof Amsterdam, 22-04-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1190, 24/82

Gerechtshof Amsterdam, 22-04-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1190, 24/82

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
22 april 2025
Datum publicatie
18 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:1190
Zaaknummer
24/82
Relevante informatie
Art. 7:610 BW, Art. 38 AWR

Inhoudsindicatie

Voorkoming van dubbele belastingen salaris Brunei. artikel 38, lid 2, Awr. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in een privaatrechtelijke dienstbetrekking staat tot een Deense vennootschap als zijn werkgever.

Uitspraak

kenmerk 24/82

22 april 2025

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. V.J. de Groot)

tegen de uitspraak van 23 oktober 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/3731 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 189.895 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.882. Er is geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting toegepast.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2025. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen, ondanks dat de uitnodiging voor de zitting van 25 april 2025 wel door de gemachtigde van belanghebbende is ontvangen en met hem telefonisch is besproken dat het aanvangstijdtip werd gewijzigd naar 10:00 uur. Van de tijdstipwijziging is een bevestiging in het digitale dossier geplaatst en aan belanghebbende is daarvan een notificatiebericht ter kennisgeving gestuurd (artikel 8:36c, lid 2, Awb). Aangezien belanghebbende op regelmatige wijze daarvoor is uitgenodigd, is de zaak behandeld ter zitting. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiser is in het onderhavige belastingjaar inwoner van Nederland.

2. Eiser was vanaf 4 december 2014 werkzaam bij [bedrijf 1] , gevestigd in Guernsey .

3. Eiser is het gehele belastingjaar 2019 werkzaam geweest in Brunei Darussalam (hierna: Brunei ). Tussen Nederland en Brunei bestaat geen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

4. Met dagtekening 17 december 2021 heeft verweerder aan eiser de aanslag IB/PVV 2019 conform de aangifte opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 189.895 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.882.

5. Met dagtekening 10 december 2021 heeft de gemachtigde namens eiser bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2019. Noch bij het indienen van de aangifte, noch bij het opleggen van de aanslag, werd rekening gehouden met de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Eiser doet een beroep op artikel 38, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en verzoekt verweerder de aanslag te verminderen met een bedrag van € 79.429.

6. Verweerder heeft op 3 februari 2022 aangekondigd voornemens te zijn het bezwaar af te wijzen. Bij de bestreden uitspraak op het bezwaar met dagtekening 16 juni 2022 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2019 gehandhaafd.

7. Met dagtekening 6 oktober 2022 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2019 verminderd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 189.895 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.032 als gevolg van het rechtsherstel box 3.”

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten en vult deze als volgt aan.

2.3.

Belanghebbende heeft ten minste drie maanden aaneengesloten arbeid verricht in Brunei . Het ter zake van deze arbeid genoten loon is in Brunei niet onderworpen aan een belasting.

2.4.

In het dossier bevindt zich een arbeidsovereenkomst van 4 december 2014, die is gesloten tussen belanghebbende en [bedrijf 1] te Guernsey (hierna: [bedrijf 1] ).

2.5.

Tot het dossier behoort een arbeidsovereenkomst van 1 maart 2016, die is gesloten tussen belanghebbende en [bedrijf 1] . Als senioriteitsdatum is vermeld 4 december 2014. In artikel 3.1 van de arbeidsovereenkomst staat dat in aanvulling op de arbeidsovereenkomst een ‘Letter of Assignment’ is uitgegeven waarin onder andere de werklocatie, het werkschema en de beloning zijn geregeld.

2.6.

Op 2 augustus 2010 is een ‘Letter of Assignment’ uitgegeven door [bedrijf 1] . Daarin staat dat belanghebbende als ‘Lead Driller’ is toegewezen aan de ‘Relief Pool’. Belanghebbende moet [bedrijf 1] op de hoogte houden van zijn verblijfplaats en in aanvulling daarop wekelijks per e-mail of telefoon inchecken bij de HR afdeling in [stad 1] . Belanghebbende moet reisklaar zijn binnen 24 uur en kan overal ter wereld worden ingezet. Bij deze ‘Letter of Assignment’ hoort een ‘Statement of Terms and Conditions of Employment’ van 30 maart 2009 (niet in het dossier).

2.7.

De maandelijkse salarisstroken van belanghebbende worden afgegeven door [bedrijf 1] (de stroken van het jaar 2018 behoren tot het dossier, die van het onderhavige jaar 2019 niet).

2.8.

Verder behoort tot het dossier een bevestiging van iemand van de [bedrijf 1] Convincer over het salaris en de bonus van belanghebbende in 2019. Daarbij zit een bijlage van ‘ [bedrijf 2] ’ waarop de toegekende bonus vermeld is.

2.9.

[bedrijf 2] te [stad 2] in Denemarken , bezoekadres [bedrijf 2] , Brunei Branch heeft op 27 augustus 2000 een ‘Confirmation of Employment’ afgegeven waarin staat dat belanghebbende in dienst is van een vennootschap in de ‘ [bedrijf 2] ’ die wordt geleid (‘is managed’) in [stad 2] , Denemarken . Erin staat dat belanghebbende sinds 4 december 2014 werkt in de wateren van Brunei op de [bedrijf 1] Convincer . Op 10 november 2021 is door [bedrijf 2] een gelijksoortige verklaring afgegeven, maar dan zonder het bezoekadres te Brunei daarbij te vermelden. Verder staat er in afwijking van de eerdere verklaring dat belanghebbende sinds 2014 werkt voor ‘ [naam] – [bedrijf 2] ’.

2.10.

Ook zit in het dossier een zakelijke reisverzekeringspolis van belanghebbende voor de jaren 2022-2023 die geldt voor werknemers van [bedrijf 2] en al haar dochtervennootschappen.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is, eveneens als in beroep, in geschil of belanghebbende recht heeft op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op de voet van artikel 38, lid 2, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr).

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing