Gerechtshof Amsterdam, 18-03-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1414, 24/00355
Gerechtshof Amsterdam, 18-03-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1414, 24/00355
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 maart 2025
- Datum publicatie
- 18 juni 2025
- Zaaknummer
- 24/00355
- Relevante informatie
- Art. 11, lid 1, onderdeel a, Wet OB 1968, Art. 3, lid 1, Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Is de levering van onderhavige kavels vrijgesteld van omzetbelasting?
Uitspraak
kenmerk 24/3554
18 maart 2025
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Fiscale eenheid [X], gevestigd te [Z], belanghebbende,
(gemachtigde: drs. D van der Zijden)
tegen de uitspraak van 25 oktober 2022 in de zaak met kenmerk ARN 21/4535 van de rechtbank Gelderland (de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het eerste kwartaal 2020 omzetbelasting op aangifte voldaan.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 juli 2021 het bezwaar van belanghebbende tegen deze voldoening van omzetbelasting ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank tijdig hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Na het instellen van het hoger beroep zijn de volgende stukken ingediend:
- een verweerschrift van de inspecteur;
- een conclusie van repliek van belanghebbende van 10 juli 2024;
- een nader stuk van de inspecteur van 22 juli 2024, en
- een pleitnota van de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft plaatsgevonden op 25 juli 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Nadien hebben de behandelend raadsheren ieder een verzoek tot verschoning gedaan. Bij beslissingen van 10 september 2024 van de meervoudige kamer voor wrakings- en verschoningsverzoeken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn deze verzoeken toegewezen.
Bij brief van 18 september 2024 is aan partijen medegedeeld dat de behandeling van de zaak is overgedragen aan het gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof), op voet van artikel 62b van de Wet RO.
Nadien zijn nog de volgende stukken ingediend:
- een nader stuk van belanghebbende van 31 januari 2025;
- een nader stuk van de inspecteur van 3 februari 2025, en
- een herziene versie van bijlage 1 bij het nader stuk van 3 februari 2025 van de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting bij het Hof heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. De activiteiten van eiseres bestaan onder meer uit het ontwikkelen en bouwen van vastgoed.
2. Op 31 augustus 2016 heeft eiseres een perceel grond van circa 8.860 m² (het perceel) in [plaats] verkregen. Op het perceel stonden op dat moment twee woningen, gelegen aan de [A-straat] 13 en 15 te [plaats]. De woningen zijn gelegen aan de voorkant van het perceel, de rest van het perceel is onbebouwd.
3. De Belastingdienst heeft in 2016 het standpunt ingenomen dat de verkrijging van het gehele perceel door eiseres belast was met overdrachtsbelasting en wel naar het verlaagde tarief van 2% voor woningen.
4. Eiseres heeft op 10 juli 2018 met de gemeente [plaats] een overeenkomst van grondexploitatie gesloten. In deze overeenkomst is onder meer opgenomen dat eiseres van plan was de bestaande bebouwing op het perceel te slopen en daar negen woningen te realiseren.
5. In een memo van 23 april 2019 hebben eiseres en [bedrijf 1] ([bedrijf 1]) hun afspraken vastgelegd. Afgesproken is onder meer dat eiseres de grond levert aan een koperscollectief voordat de sloop/sanering en het bouwrijp maken zijn aangevangen. Eiseres draagt het plan om de woningen te realiseren over aan [bedrijf 1]. Zij ontvangt daarvoor een gebruiksvergoeding van € 499.610 exclusief btw. Ook zal [bedrijf 1] de omgevingsvergunning aanvragen.
6. Eiseres bezit 50% van de aandelen in [bedrijf 1] . De overige 50% van de aandelen is in bezit van een vennootschap die niet is verbonden met eiseres.
7. Op 5 juni 2019 heeft de gemeente [plaats] de omgevingsvergunning voor het bouwen van de negen woningen verleend.
8. In de periode van 5 juni 2019 tot en met 18 november 2019 heeft eiseres met negen verschillende kopers koopovereenkomsten gesloten ter zake van de negen te realiseren woningen. Daarbij was de kopers telkens bekend op welk deel van het perceel hun toekomstige woning zou worden gebouwd. In deze koopovereenkomsten is telkens, voor zover hier van belang, onder meer het volgende bepaald:
- Partijen verklaren dat de verkrijger een onverdeeld aandeel in het perceel zal krijgen;
- De verkrijger krijgt het genoemde deel in het perceel geleverd in dezelfde akte waarbij de aandelen aan de kopers van de overige acht woningen in het project worden geleverd, zodat de kopers gezamenlijk eigenaar worden van het perceel;
- De kopers zullen nog dezelfde dag overgaan tot verdeling van de onverdeelde aandelen;
- Er zal een mandelig gebied worden gerealiseerd;
- De grond bestemd voor het openbaar gebeid zal aan de gemeente worden geleverd;
- De verkrijger zal met [bedrijf 1] een aannemingsovereenkomst sluiten conform het model van Woningborg, welke overeenkomst een onverbrekelijk geheel vormt met de
koopovereenkomst.
9. In de koopovereenkomst is in artikel 12 bepaald dat het de kopers niet is toegestaan om de rechten en verplichtingen uit de koopovereenkomst over te dragen tot de oplevering van de woning. In artikel 13 van de koopovereenkomst is bepaald dat de koper het aandeel juridisch verkrijgt door inschrijving van de akte van verdeling door de gezamenlijke kopers in het openbare register voor registergoederen.
10. De kopers van de kavels hebben op dezelfde dag waarop zij de koopovereenkomst hebben gesloten, ieder voor zich, met [bedrijf 1] een aannemingsovereenkomst gesloten. In deze aannemingsovereenkomst is onder meer bepaald dat deze een onverbrekelijk geheel vormt met de koopovereenkomst. In de aannemingsovereenkomsten hebben de kopers aan [bedrijf 1] opdracht gegeven om de twee oude woningen op het perceel te slopen.
11. Op 21 januari 2020 is bij akte van levering en vestiging van kwalitatieve verplichting (akte 1) door eiseres aan alle kopers een onverdeeld aandeel in het perceel geleverd.
12. Bij akte van verdeling en levering en bestemming tot mandeligheid (akte 2) van eveneens 21 januari 2020 is het perceel verdeeld in negen kavels en een mandeligheid. Deze mandeligheid betreft de “overgrond”, dat wil zeggen alle grond op het perceel die niet toerekenbaar is aan een van de negen kavels. Bij elk registergoed behoort 1/9 aandeel in de mandeligheid.
13. Drie registergoederen (hierna aan te duiden als registergoederen 1 tot en met 3) betreffen een perceel grond met daarop aanwezige opstallen, de oude woningen. De overige registergoederen (hierna aan te duiden als registergoederen 4 tot en met 9) betreffen percelen onbebouwde grond.
14. Bij brief van 1 juli 2019 heeft eiseres aan verweerder gevraagd een standpunt in te nemen ten aanzien van de omzet- en overdrachtsbelasting voor het perceel.
15. Bij brief van 8 november 2019 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de levering van het perceel belast is met omzetbelasting.
16. Eiseres heeft over het eerste kwartaal 2020 aangifte omzetbelasting gedaan. Zoals afgesproken met verweerder, is de aangifte ingediend conform het standpunt van verweerder. Voor de registergoederen 4 tot en met 9 heeft eiseres omzetbelasting voldaan. Voor de registergoederen 1 tot en met 3 heeft eiseres overdrachtsbelasting voldaan.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is, evenals in eerste aanleg, in geschil of belanghebbende terecht omzetbelasting heeft voldaan voor de registergoederen 4 tot en met 9.