Gerechtshof Amsterdam, 20-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1558, 23/795
Gerechtshof Amsterdam, 20-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1558, 23/795
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 mei 2025
- Datum publicatie
- 20 juni 2025
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2025:1755
- Zaaknummer
- 23/795
- Relevante informatie
- Art. 7 BPM, Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 19 AWR, Art. 2 BPB
Inhoudsindicatie
NA bpm. Hoger beroep alleen gegrond omdat rechtbank ten onrechte geen griffierecht heeft vergoed vanwege de imsv. Matiging pkv.
Uitspraak
kenmerk 23/795
20 mei 2025
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)
tegen de uitspraak van 21 juli 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/5365 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
1 de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur, en
2. de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
1 Ontstaan en loop van het geding
In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank als volgt beslist op het beroep van belanghebbende, over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) van € 1.453 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 9, alsmede op zijn verzoek tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn:
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep ongegrond;
- -
-
veroordeelt [de inspecteur] tot vergoeding van immateriële schade van [belanghebbende] tot een bedrag van € 1.038;
- -
-
veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van immateriële schade van [belanghebbende] tot een bedrag van € 462;
en
- veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 837.”
Belanghebbende heeft het hoger beroep op 1 september 2023 ingesteld. Daarna zijn de volgende inhoudelijke stukken ingediend:
- -
-
een aanvulling/herhaling van de gronden van het hoger beroep;
- -
-
een verweerschrift;
- -
-
een pleitnota zijdens belanghebbende (dagtekening 6 januari 2025);
- -
-
een nader stuk (“Opvraag artikel 8:42 Awb gegevens”) zijdens belanghebbende, en
- -
-
pleitaantekeningen zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof gaat uit van de volgende, in hoofdzaak reeds door de rechtbank vastgestelde feiten, waarover tussen partijen geen geschil bestaat.
Met dagtekening 19 september 2019 heeft belanghebbende een aangifte bpm ingediend met het oog op de registratie in het kentekenregister van een gebruikte Volkswagen Golf 2.0 TSI GTI TCR met een voertuigidentificatienummer eindigend op [#] (hierna: de auto).
In de aangifte bpm zijn onder meer de volgende gegevens betreffende de auto vermeld:
|
Datum eerste toelating |
01-03-2019 |
|
CO2-uitstoot |
151 |
|
Netto catalogusprijs inclusief accessoires en opties |
€ 36.926 |
|
Bruto bpm |
€ 10.716 |
|
Historische nieuwprijs cf. taxatierapport |
€ 55.397 |
|
Handelsinkoopwaarde cf. taxatierapport |
€ 18.600 |
|
Verschuldigde bpm |
€ 3.597 |
Bij de aangifte bpm is een taxatierapport gevoegd van [taxateur 1] van 19 september 2019, ondertekend door [naam] . In dat rapport is vermeld dat de auto fysiek is opgenomen op 26 juli 2019 tussen 17:00 en 17:20 uur te Amsterdam en wordt melding gemaakt van een gecalculeerde schade van € 19.191, die leidt tot een waardevermindering van € 17.271. een handelsinkoopwaarde in huidige staat van € 18.600 en een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 35.871, bepaald door vergelijking met geadverteerde verkoopprijzen voor referentievoertuigen onder aftrek van een marge.
De auto is op 1 oktober 2019 geschouwd door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). In het verslag van DRZ naar aanleiding van de schouw zijn onder meer de volgende gegevens vermeld die afwijken van de gegevens in de aangifte:
|
Netto catalogusprijs inclusief accessoires en opties |
€ 40.740 |
|
Historische nieuwprijs |
€ 60.012 |
|
Laagste handelsinkoopwaarde zonder schade |
€ 34.893 (koerslijst [taxateur 2] ) |
|
Bruto schadecalculatie |
€ 6.932 |
|
Vastgestelde waardevermindering door schade |
€ 5.425 (78%) |
|
Handelsinkoopwaarde |
€ 29.468 |
In het rapport is ter toelichting vermeld dat diverse in het taxatierapport opgevoerde posten ofwel onder normale gebruiksschade vallen ofwel geen schade (meer) betreffen.
De inspecteur heeft bij brief van 4 maart 2020 zijn voornemen kenbaar gemaakt aan belanghebbende om bpm na te heffen voor de auto op de grond dat de verschuldigde bpm voor de auto zijns inziens € 5.050 bedraagt, uitgaande van een handelsinkoopwaarde van € 29.468. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken schriftelijk te reageren op het voornemen. Van deze gelegenheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt.
De inspecteur heeft met dagtekening 22 mei 2020 de litigieuze naheffingsaanslag bpm opgelegd conform zijn voornemen, vermeerderd met € 124 belastingrente.
Tot de stukken van het geding behoort een door de inspecteur opgesteld verslag van een hoorgesprek van 22 maart 2021, waarin is vermeld dat de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was. Tevens behoort tot die stukken een e-mailbericht van de gemachtigde waarin op het verslag wordt gereageerd en dat afsluit met:
“Voor het overige kan ik mij vinden in de opmerkingen en zie de uitspraken graag per omgaande tegemoet, alles is kennelijk gegrond en zal linea recta overgebracht worden naar de beroepsfase, de hoger beroepsfase en cassatie.
In tussentijd heeft lidstaat Nederland al flinke klop gehad van de EC.”
Bij uitspraak op bezwaar van 30 september 2021 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de rentebeschikking ongegrond verklaard.