Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1563, 23/672

Gerechtshof Amsterdam, 20-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1563, 23/672

cassatie ingesteld (rolnr HR: 25/02262)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 mei 2025
Datum publicatie
26 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:1563
Zaaknummer
23/672
Relevante informatie
Art. 5 BPM, Art. 7 BPM, Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8:42 Awb, Art. 19 AWR

Inhoudsindicatie

Bpm. Voldoening op aangifte. Incidenteel hoger beroep inspecteur tegen imsv gegrond.

Uitspraak

kenmerk 23/762

20 mei 2025

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)

alsmede op het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak van 7 juli 2023 in de zaak met kenmerk HAA 20/2728 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

1. de inspecteur, en

2. de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank als volgt beslist op het beroep van belanghebbende, over een voldoening op aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) van € 1415, alsmede op zijn verzoek tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

veroordeelt [de inspecteur] tot het vergoeden van de door [belanghebbende] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500;

-

veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 418,50;

-

veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) tot het vergoeden van de door [belanghebbende] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 2.000;

-

veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 418,50.”

1.2.

Belanghebbende heeft zijn hoger beroep op 10 oktober 2023 ingesteld. Daarna zijn de volgende stukken ingediend:

-

een aanvulling van de gronden van het hoger beroep;

-

een verweerschrift, tevens houdende de gronden van het incidenteel hoger beroep;

-

een schriftelijke zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep;

-

een pleitnota zijdens belanghebbende (dagtekening 6 januari 2025);

-

een nader stuk (“Opvraag artikel 8:42 Awb gegevens”) zijdens belanghebbende, en

-

pleitaantekeningen zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025).

1.3.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof gaat uit van de volgende, in hoofdzaak reeds door de rechtbank vastgestelde feiten, waarover geen geschil bestaat.

2.1.

Belanghebbende heeft een aangifte bpm ingediend, met dagtekening 24 oktober 2018, met het oog op de registratie in het kentekenregister van een gebruikte Peugeot 308 1.2 Pure Tech GT-line uit een andere EU-lidstaat met voertuigidentificatienummer eindigend op [#] (hierna: de auto).

2.2.

In de aangifte bpm zijn onder meer de volgende gegevens betreffende de auto vermeld:

Datum eerste toelating

16-03-2018

CO2-uitstoot

120

Netto catalogusprijs inclusief accessoires en opties

€ 22.732

Bruto bpm

€ 5.135

Historische nieuwprijs cf. taxatierapport

€ 32.640

Handelsinkoopwaarde cf. taxatierapport

€ 9.000

Verschuldigde bpm

€ 1.415

2.3.

Bij de aangifte bpm is een taxatierapport gevoegd van [taxateur] , ondertekend door [naam] . Daarin is vermeld dat de auto fysiek is opgenomen op 1 oktober 2018 tussen 10:00 uur en 10:20 uur te [plaats] . Verder is daarin vermeld dat de auto aan de rechterachterkant mechanische schade heeft, aldaar ontzet is, en dat vervangen of hersteld moeten worden onder meer het linker achterscherm, de achterbumper, de wielophanging rechtsachter en de velg. In het rapport wordt geconcludeerd dat de auto, rekening houdend met de aanwezige meer dan normale gebruiksschade, een waarde heeft van € 9.000.

2.4.

Namens belanghebbende heeft haar gemachtigde, althans A.F.M.J. Verhoeven, bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. Op 17 april 2020 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Net als in eerste aanleg is in het principaal hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. Daarnaast is in geschil of de door de rechtbank ten laste van de inspecteur en de Staat uitgesproken nevenbeslissingen toereikend zijn.

3.2.

In het incidenteel hoger beroep klaagt de inspecteur over de aan belanghebbende toegekende vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

3.3.

Hetgeen partijen in het kader van het geschil hebben aangevoerd komt, voor zover relevant voor de te nemen beslissing, bij de beoordeling aan de orde.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing