Gerechtshof Amsterdam, 20-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1564, 23/766 en 23/767
Gerechtshof Amsterdam, 20-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1564, 23/766 en 23/767
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 mei 2025
- Datum publicatie
- 26 juni 2025
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2025:1756
- Zaaknummer
- 23/766 en 23/767
- Relevante informatie
- Art. 5 BPM, Art. 7 BPM, Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8:42 Awb, Art. 19 AWR
Inhoudsindicatie
NA bpm. Incidenteel hoger beroep inspecteur tegen imsv gegrond.
Uitspraak
kenmerken 23/766 en 23/767
20 mei 2025
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)
alsmede op het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 7 juli 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/6713 en HAA 21/6714 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
1. de inspecteur, en
2. de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
1 Ontstaan en loop van het geding
In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank als volgt beslist op het beroep van belanghebbende, betreffende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) van € 7.937 en de daarbij gegeven beschikking belastingrente van € 52, alsmede op zijn verzoek tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn:
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep ongegrond;
- -
-
veroordeelt [de inspecteur] tot vergoeding van immateriële schade van [belanghebbende] tot een bedrag van € 1.375;
- -
-
veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 418,50;
- -
-
veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van immateriële schade van [belanghebbende] tot een bedrag van € 125;
- -
-
veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 418,50.”
Belanghebbende heeft het hoger beroep op 15 augustus 2023 ingesteld. Daarna zijn de volgende stukken ingediend:
- -
-
een aanvulling van de gronden van het hoger beroep;
- -
-
een verweerschrift, tevens houdende de gronden van het incidenteel hoger beroep;
- -
-
een stuk getiteld “(Pro forma) hoger beroepschrift” met dagtekening 2 januari 2025 zijdens belanghebbende;
- -
-
een nader stuk (“Opvraag artikel 8:42 Awb gegevens”) zijdens belanghebbende;
- -
-
pleitaantekeningen zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025);
- -
-
een nader stuk (“klacht pleitnota”) van de inspecteur (op 20 januari 2025), en
- -
-
een nader stuk (“conclusie van repliek”) zijdens belanghebbende (op 21 januari 2025).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof gaat uit van de volgende, in hoofdzaak reeds door de rechtbank vastgestelde feiten, waarover geen van beide partijen heeft gegriefd.
Belanghebbende heeft een aangifte bpm ingediend, met dagtekening 4 november 2019, met het oog op de registratie in het kentekenregister van een gebruikte Mercedes-Benz C 43 AMG 4MATIC Cabrio uit [land] met een voertuigidentificatienummer eindigend op [# 1] (hierna: auto 1).
In de aangifte bpm zijn onder meer de volgende gegevens betreffende auto 1 vermeld:
|
Datum eerste toelating |
11-06-2018 |
|
CO2-uitstoot |
194 |
|
Netto catalogusprijs inclusief accessoires en opties |
€ 66.895 |
|
Bruto bpm |
€ 27.249 |
|
Historische nieuwprijs cf. taxatierapport |
€ 108.194 |
|
Handelsinkoopwaarde cf. taxatierapport |
€ 30.200 |
|
Verschuldigde bpm |
€ 7.605 |
Bij de aangifte bpm is een taxatierapport gevoegd van [taxateur 1] , door [naam] ondertekend. Daarin is vermeld dat auto 1 fysiek is opgenomen op 30 oktober 2019 tussen 15:30 uur en 15:50 uur te [plaats] . Verder is daarin vermeld dat auto 1 in onbeschadigde staat een handelsinkoopwaarde heeft van € 44.699 (waarde herleid aan de hand van drie referentievoertuigen die op internet te koop stonden) en dat van die waarde “een redelijk deel van de reparatiekosten” is afgetrokken, die zijn bepaald op € 14.788,01 inclusief btw.
Auto 1 is op 13 november 2019 geschouwd door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). In het verslag van DRZ naar aanleiding van de schouw is onder meer het volgende vermeld (het Hof heeft de verschillen met de aangifte en het taxatierapport cursief gemaakt):
|
Datum eerste toelating |
11-06-2018 |
|
CO2-uitstoot |
194 |
|
Netto catalogusprijs inclusief accessoires en opties |
€ 73.855 |
|
Consumentenprijs (historische nieuwprijs) |
€ 116.617 |
|
Laagste handelsinkoopwaarde zonder schade |
€ 50.528 (koerslijst [taxateur 2] ) |
|
Bruto schadecalculatie |
€ 0 |
|
Vastgestelde waardevermindering door schade |
€ 0 |
|
Handelsinkoopwaarde |
€ 50.528 |
Onder “bevindingen/opmerkingen” is in het verslag verder vermeld dat de opgegeven schadeposities aan het voertuig ofwel niet zijn aangetroffen ofwel gebruiksschade betreffen, rekening houdend met leeftijd en tellerstand van het voertuig.
Vervolgens heeft de inspecteur bij brief van 27 maart 2020 (“betreft: kennisgeving naheffingsaanslag bpm”) aan belanghebbende zijn voornemen kenbaar gemaakt om bpm na te heffen voor auto 1. Uitgaande van de gegevens van DRZ heeft de inspecteur de verschuldigde bpm bepaald op € 11.804. Daarvan moet, zo is in de brief vermeld, een ‘extra leeftijdkorting’ van € 283 af. Na aftrek van de bpm die reeds op aangifte is voldaan, resteert volgens de brief dan een nog te betalen bedrag van € 3.916. Belanghebbende is uitgenodigd te reageren op het voornemen indien zij het daarmee oneens is. Van die mogelijkheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt.
Belanghebbende heeft nog een aangifte bpm ingediend, met dagtekening 11 november 2019, met het oog op de registratie in het kentekenregister van een gebruikte Mercedes-Benz GLC 43 AMG 4MATIC Coupé uit [land] met een voertuigidentificatienummer eindigend op [# 2] (hierna: auto 2).
In de aangifte bpm zijn onder meer de volgende gegevens betreffende auto 2 vermeld:
|
Datum eerste toelating |
05-12-2017 |
|
CO2-uitstoot |
192 |
|
Netto catalogusprijs inclusief accessoires en opties |
€ 68.710 |
|
Bruto bpm |
€ 24.865 |
|
Historische nieuwprijs cf. taxatierapport |
€ 108.007 |
|
Handelsinkoopwaarde cf. taxatierapport |
€ 23.400 |
|
Verschuldigde bpm |
€ 5.385 |
Bij de aangifte bpm is een taxatierapport gevoegd van [taxateur 1] , door [naam] ondertekend. Daarin is vermeld dat auto 2 fysiek is opgenomen op 6 november 2019 tussen 14:20 uur en 14:40 uur te [plaats] . Verder is daarin vermeld dat auto 2 in onbeschadigde staat een handelsinkoopwaarde heeft van € 37.311 (waarde herleid aan de hand van drie referentievoertuigen die op internet te koop stonden) en dat van die waarde “een redelijk deel van de reparatiekosten” is afgetrokken, die zijn bepaald op € 13.999,09 inclusief btw.
Auto 2 is op 20 november 2019 geschouwd door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). In het verslag van DRZ naar aanleiding van de schouw is onder meer het volgende vermeld (het Hof heeft de verschillen met de aangifte en het taxatierapport cursief gemaakt):
|
Datum eerste toelating |
05-12-2017 |
|
CO2-uitstoot |
192 |
|
Netto catalogusprijs inclusief accessoires en opties |
€ 77.915 |
|
Consumentenprijs (historische nieuwprijs) |
€ 119.145 |
|
Laagste handelsinkoopwaarde zonder schade |
€ 45.863 (koerslijst [taxateur 2] ) |
|
Bruto schadecalculatie |
€ 0 |
|
Vastgestelde waardevermindering door schade |
€ 0 |
|
Handelsinkoopwaarde |
€ 45.863 |
Onder “bevindingen/opmerkingen” is in het verslag verder vermeld dat de opgegeven schadeposities aan het voertuig ofwel niet zijn aangetroffen ofwel gebruiksschade betreffen, rekening houdend met leeftijd en tellerstand van de auto.
Vervolgens heeft de inspecteur bij brief van 27 maart 2020 (“betreft: kennisgeving naheffingsaanslag bpm”) aan belanghebbende zijn voornemen kenbaar gemaakt om bpm na te heffen voor auto 2. Uitgaande van de gegevens van DRZ heeft de inspecteur de verschuldigde bpm bepaald op € 9.570. Daarvan moet, zo is in de brief vermeld, een ‘extra leeftijdkorting’ van € 164 af. Na aftrek van de bpm die reeds op aangifte is voldaan, resteert volgens de brief dan een nog te betalen bedrag van € 4.021. Belanghebbende is in de brief uitgenodigd te reageren op het voornemen indien zij het niet daarmee eens is. Van die mogelijkheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt.
Omdat belanghebbende op de in 2.1.5 en 2.2.5 genoemde brieven niet heeft gereageerd, heeft de inspecteur haar per brieven van 29 april 2020 meegedeeld dat hij bij zijn voornemen zou blijven. Met dagtekening 22 met 2020 heeft de inspecteur de litigieuze naheffingsaanslag opgelegd. In de naheffingsaanslag zijn de naheffingen voor beide auto’s samengevoegd. Op het biljet is tevens de belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard na belanghebbende te hebben gehoord.
3 Geschil in hoger beroep
Net als in eerste aanleg is in het principaal hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. Daarnaast is in geschil of de door de rechtbank ten laste van de inspecteur en de Staat uitgesproken nevenbeslissingen toereikend zijn.
In het incidenteel hoger beroep klaagt de inspecteur over de aan belanghebbende toegekende vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijk termijn.
Hetgeen partijen in het kader van het geschil hebben aangevoerd komt, voor zover relevant voor de te nemen beslissing, bij de beoordeling aan de orde.