Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1589, 23/847

Gerechtshof Amsterdam, 20-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1589, 23/847

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 mei 2025
Datum publicatie
26 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:1589
Formele relaties
Zaaknummer
23/847
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8:42 Awb

Inhoudsindicatie

NA bpm. Nevenbeslissingen.

Uitspraak

kenmerk 23/847

20 mei 2025

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)

tegen de uitspraak van 11 augustus 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/3364 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank als volgt beslist op het beroep van belanghebbende, betreffende een uitspraak op bezwaar tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) die hangende het beroep is vernietigd, alsmede op zijn verzoek tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 1.140, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening aan [belanghebbende] te vergoeden;

-

draagt [de inspecteur] op aanvullend nog een bedrag aan betaald griffierecht van € 179, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening aan [belanghebbende], te vergoeden.”

1.2.

Belanghebbende heeft zijn hoger beroep op 18 september 2023 ingesteld. Daarna zijn de volgende stukken ingediend:

-

een verweerschrift;

-

een opnieuw als hogerberoepschrift aangeduid stuk zijdens belanghebbende (dagtekening 6 januari 2025);

-

een nader stuk (“Opvraag artikel 8:42 Awb gegevens”) zijdens belanghebbende, en

-

pleitaantekeningen zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025).

1.3.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 oktober 2020 een naheffingsaanslag bpm aan belanghebbende opgelegd.

2.2.

Belanghebbende heeft zelf tegen die naheffingsaanslag bezwaar gemaakt door een bezwaarschrift in te dienen. In de bezwaarfase is niet gehoord en de inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

2.3.

Tegen de uitspraak op bezwaar heeft de gemachtigde van belanghebbende namens laatstgenoemde beroep bij de rechtbank ingesteld. Daarbij is onder meer aangevoerd dat de tenaamstelling van de naheffingsaanslag onjuist is. Bij verweerschrift heeft de inspecteur vervolgens kenbaar gemaakt dat de naheffingsaanslag hangende het beroep om die reden is vernietigd bij beschikking van 10 november 2021.

2.4.

De inspecteur heeft, nog voordat de rechtbank de zaak op 14 april 2023 op zitting had behandeld, een vergoeding voor kosten van het geding in beroep van € 534 toegekend en uitbetaald aan belanghebbende. Daarnaast heeft de inspecteur, eveneens nog voordat de zaak op zitting was behandeld, een vergoeding van immateriële schade toegezegd van € 500, alsook een bedrag van € 181 aan griffierecht vergoed. De rechtbank heeft € 360 griffierecht geheven.

2.5.

De rechtbank heeft op het beroep beslist als vermeld onder 1.1.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de nevenbeslissingen van de rechtbank toereikend zijn.

3.2.

Hetgeen partijen in het kader van het geschil hebben aangevoerd komt, voor zover relevant voor de te nemen beslissing, bij de beoordeling aan de orde.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing